HR 30 maart 2018 ECLI:NL:HR:2018:482
De Hoge Raad bevestigt met dit arrest de vaste jurisprudentie: de rechter moet een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht in beginsel toewijzen, mits het verzoek ter zake dienend is en voldoende concreet en het feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden.
Achtergrond
Deze zaak gaat over medische aansprakelijkheid met betrekking tot een bij verzoekster in cassatie uitgevoerde operatie aan de pezen van de linker duim. Verzoekster is procedure begonnen waarin zij een verklaring voor recht gevorderd heeft dat de chirurg en het ziekenhuis, hierna Maasstad c.s., aansprakelijk zijn voor de schade die zij lijdt door het na de behandelingen opgetreden zenuwletsel aan hand, pols en armen en de door dit zenuwletsel opgetreden psychische gezondheidsklachten en Maasstad c.s. te veroordelen tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Verzoekster dient na het aanbrengen van de hoofdzaak in hoger beroep verzoek in een deskundige te benoemen om het professioneel handelen van de chirurg te beoordelen. Verzoekster stelt dat zij langs deze weg de kans van slagen van voortzetting van het hoger beroep kan beoordelen.
Voorlopig deskundigenbericht
Het hof wijst het verzoek tot houden van een voorlopig deskundigenbericht af met de overweging dat het verzoek ziet op de vragen of verweerder te snel tot een operatie is overgegaan en of verweerder onvoldoende informatie heeft verstrekt over de risico’s en alternatieve behandelingen. Volgens het hof is de hoofdzaak echter gericht op het vaststellen van een (medische) fout van verweerder bij de uitvoering van de operatieve ingreep. Daarom is het verzoek naar het oordeel van het hof niet ter zake dienend. De verzoekster komt in cassatie op tegen de duiding van de vordering in de hoofdzaak.
Een voorlopig deskundigenbericht kan er toe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te krijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is de procedure te beginnen of voort te zetten. De rechter dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden, zie onder meer ECLI:NL:HR:AL8610, NJ 2004/584.
Grondslag vorderingen
De rechtbank heeft in rov. 4.1 van haar vonnis over de grondslag van de vorderingen van verzoekster vastgesteld:
“4.1. [verzoekster] grondt haar vorderingen op de stellingen dat [verweerder 2] de norm van goed hulpverlenerschap (artikel 7:453 BW) heeft geschonden en dat [verweerder 2] de informatieverplichting (artikel 7:448 BW) heeft geschonden. [verzoekster] maakt [verweerder 2] de volgende verwijten:
A) [verweerder 2] is te snel overgegaan tot het verrichten van een operatieve ingreep, terwijl minder vergaande en minder risicovolle behandelmethoden voorhanden waren en hadden kunnen c.q. moeten worden toegepast.
B) [verweerder 2] heeft [verzoekster] niet geïnformeerd over de aard van de behandeling en de daaraan verbonden risico’s.
C) [verweerder 2] heeft geen alternatieve behandelingen met [verzoekster] besproken.”
Het door verzoekster beoogde deskundigenonderzoek ziet op de vragen of 1) verweerder te snel is overgegaan tot het verrichten van de operatieve ingreep, 2) welke informatie hij vooraf aan verzoekster had moeten verstrekken over de aard van deze behandeling en de daaraan verbonden risico’s en 3) of hij alternatieve behandelingen met verzoekster had moeten bespreken en zo ja, welke. Deze vragen van verzoekster betreffen de door de rechtbank genoemde verwijten die verzoekster aan haar vorderingen jegens Maasstad c.s. ten grondslag had gelegd en niet de vraag of Maasstad c.s. een medische fout heeft gemaakt bij de behandeling van verweerster.
Hoge Raad
Het verzoek van verweerster tot gelasten van voorlopig deskundigenbericht is in overeenstemming met haar vordering in eerste aanleg. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet heeft vastgesteld dat verzoekster de grondslag van haar vorderingen in hoger beroep heeft gewijzigd en vernietigt de beschikking van het hof en wijst het geding terug naar het hof voor verdere behandeling.