HR 11 januari 2019 ECLI:NL:HR:2019:4 en ECLI:NL:HR:2019:3

Beroepsaansprakelijkheid van een notaris met samenhangende vrijwaringsprocedure. Het hof had uitleg moeten geven aan het testament dat onderwerp vormde van de beroepsaansprakelijkheidsprocedure, aangezien de inhoud daarvan zowel van belang is voor het door de benadeelde aan de notaris gemaakte verwijt als voor het door de notaris in dat verband gevoerde eigen schuld-verweer. Oordeel strekkende tot kostencompensatie in de vrijwaringsprocedure is onbegrijpelijk.

Centraal in deze hoofdzaak (ECLI:NL:HR:2019:4) en vrijwaringszaak (ECLI:NL:HR:2019:3) staat de beroepsaansprakelijkheid van een notaris in verband met een ten overstaan van hem verleden aanvullend testament.

In de hoofdzaak wordt de notaris aangesproken door de (tweede) echtgenote van erflater. Het verwijt aan de notaris luidt dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld door in het kader van de opstelling van een aanvullend testament deze (tweede) echtgenote als erfgename te schrappen, waardoor de (niet herroepen) wettelijke verdeling uit het eerdere testament niet toepasselijk is. De notaris heeft onder meer gesteld dat het testament aldus zou kunnen worden uitgelegd dat de wettelijke verdeling tóch zou kunnen worden toegepast. Tevens heeft de notaris een eigen schuld-verweer gevoerd dat betrekking had op een door de (tweede) echtgenote en de erfgenamen van erflater gesloten vaststellingsovereenkomst. Volgens de notaris zou de (tweede) echtgenote ernstig verwijtbaar hebben gehandeld door die vaststellingsovereenkomst te sluiten zonder daarbij de notaris te betrekken. In de vrijwaringszaak heeft de notaris de desbetreffende erfgenamen in rechte betrokken.

In het appel in de hoofdzaak wordt de notaris aansprakelijk gehouden, maar wordt diens hiervoor genoemde eigen schuld-verweer gehonoreerd. Het hof heeft daarbij expliciet in het midden gelaten, hoe het aanvullend testament moet worden uitgelegd.

Daarover wordt in cassatie in de hoofdzaak door zowel de (tweede) echtgenote als de notaris met succes geklaagd. De Hoge Raad oordeelt dat zowel voor het antwoord op de vraag, of het handelen van de notaris tot aan hem toerekenbare schade heeft geleid, als voor het antwoord op de vraag, of de (tweede) echtgenote met haar handelen aan de schade heeft bijgedragen, van belang is of het aanvullend testament van erflater aldus kan worden uitgelegd dat de wettelijke verdeling alsnog kan worden toegepast. Die uitleg dient dus alsnog door de verwijzingsrechter te worden gegeven.

Omdat de vrijwaringszaak gestoeld is op het hetzelfde verwijt als het verwijt dat de notaris aan de (tweede) echtgenote heeft gemaakt in het kader van zijn hiervoor genoemde eigen schuld-verweer in de hoofdzaak, gaat ook de appel uitspraak in de vrijwaringszaak, waarin de afwijzing van de vorderingen van de notaris in eerste aanleg werd bekrachtigd, over de kop.

In de vrijwaringszaak had één van de erfgenamen, de dochter van erflater, bovendien incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het hof had namelijk, ondanks zijn afwijzing van de vorderingen van de notaris in vrijwaring, de kosten gecompenseerd. De Hoge Raad overweegt de daartegen door de dochter gerichte cassatieklachten gegrond te achten en oordeelt dat na verwijzing opnieuw over de kosten zal moeten geoordeeld.

In de vrijwaringszaak werd de dochter van erflaatster bijgestaan door Mirella Peletier en in de feitelijke instanties door Hans Blaak (Amelink Advocaten).

Cassatieblog.nl

Share This