HR 6 maart 2020 ECLI:NL:HR:2020:382
Bij herverkaveling worden gronden geruild. Eerst wordt een ruilplan vastgesteld en vervolgens worden alle voor- en nadelen als gevolg van de herverkaveling verrekend in de lijst der geldelijke regelingen (LGR). Als de agrarische verkeerswaarde van de ingebrachte en toegedeelde gronden niet gelijk is, wordt dat in de LGR verrekend. Verbetering en verslechtering van bijvoorbeeld de ontsluitingssituatie, wordt niet via de agrarische verkeerswaarde verrekend. Dat gebeurt al voldoende op een andere manier. Bezien wordt aan de hand van onder andere deze factor hoeveel voordeel een eigenaar van de herverkaveling heeft gehad. De kosten van landinrichting worden over de eigenaren omgeslagen naar rato van dat voordeel.
Deze zaak gaat over de herverkaveling. Herverkaveling is een bijzondere procedure waarin (agrarische) grond wordt ingebracht en uitgeruild tussen eigenaren om de inrichting van het landelijk gebied te verbeteren. In deze zaak ging het om ‘een blok’ grond in de buurt van Enschede.
Herverkaveling
Herverkaveling is geregeld in de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg). Het proces bestaat uit twee stappen: (1) de vaststelling van het ruilplan, met een lijst van rechthebbenden en een plan van toedeling en (2) de vaststelling van de lijst der geldelijke regelingen (LGR) (zie art. 47 Wilg). Bij de toedeling in het ruilplan (stap 1) maakt een eigenaar in beginsel aanspraak op een oppervlakte in kavels gelijk aan de oppervlakte van de door hem in gebrachte kavels. Voor zover mogelijk moet het ook gaan om een recht van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming als ingebracht (art. 52 Wilg). Om te bepalen of van gelijke hoedanigheid sprake is, wordt gebruik gemaakt van een indeling in bodemgeschiktheidsklassen. De LGR (stap 2) zorgt voor de afwikkeling van de financiële consequenties van de herverkaveling. Alle voor- en nadelen als gevolg van de ruiling worden daarmee verrekend.
De Hoge Raad ging in zijn beschikking van 29 juni 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1020, zie ook CB 2018-122) op deze materie in. Het gegeven dat een verschil in bodemgeschiktheidsklassen klein genoeg wordt geacht om tot toedeling over te gaan, betekent niet dat er voor de vaststelling van de LGR van uit moet worden gegaan dat er géén verschil in kwaliteit bestaat. In dat geval werd het verschil in hoedanigheid terecht via de LGR verrekend. Anders dan een verschil in kwaliteit wordt een verschil in de ontsluitingssituatie (of kavelvorm of –grootte) niet via de (agrarische) verkeerswaarde in de LGR tot uitdrukking gebracht, maar via het nut van de herverkaveling.
Hoe ga je om met verschillen in ontsluiting, kavelvorm of kavelgrootte?
In het onderhavige geval werd betoogd dat ook een gebrekkige ontsluitingssituatie na de herverkaveling bij de vaststelling van de LGR moet worden meegenomen. Dat zou onvoldoende zijn gebeurd.
De kosten van landinrichting die ten laste van de eigenaren gezamenlijk komen, worden op grond van art. 90 lid 3 Wilg omgeslagen over de eigenaren zoals bepaald in de LGR. Factoren zoals de ontsluiting worden (in dit geval met een puntensysteem, uitgewerkt in de nadere regels voor de LGR) in aanmerking genomen om te bepalen hoeveel ‘nut’ een eigenaar van de herverkaveling heeft gehad. Met de ongunstige ontsluitingssituatie is in dit geval rekening gehouden door toekenning van 0 punten voor ontsluiting. Voor de eigenaar betekende dat een lagere bijdrage in de kosten van landinrichting. De verwerping door de rechtbank van het betoog dat de (agrarische) ruilwaarde van de toedeling te hoog is vastgesteld omdat de percelen niet goed zijn ontsloten, vindt de Hoge Raad dan ook niet onbegrijpelijk.
De overige onderdelen van het cassatiemiddel worden met toepassing van art. 81 RO verworpen.
De Uitvoeringscommissie is in cassatie bijgestaan door Martijn Scheltema en de auteur.