HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:483
Onbegrijpelijk oordeel van het hof dat een private borgstelling voor een vennootschap, met als doel om uitstel van betaling te krijgen en een faillissementsaanvraag te voorkomen, is aangegaan ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf.
Feiten
Eiser is feitelijk bestuurder van sloopbedrijf X B.V. De andere bestuurder is zijn echtgenote. Samen houden zij indirect ook alle aandelen in X B.V. X B.V. maakt gebruik van de diensten van verweerder, die een uitzendbureau exploiteert. Op enig moment laat X B.V. een vordering van verweerder van ruim EUR 33.000,– onbetaald. Verweerder is bereid om uitstel van betaling te verlenen en geen faillissementsaanvraag in te dienen als eiser zich persoonlijk borg stelt voor haar vordering op X B.V. Eiser voldoet aan deze eis. Enige tijd later gaat X B.V. alsnog failliet. Verweerder beroept zich op de borgstelling. Eiser verweert zich door te stellen dat de borgstelling niet is verleend ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening van X B.V. en dat zijn echtgenote haar daarom rechtsgeldig heeft vernietigd op grond van art. 1:88 lid 1 onder c jo. art. 1:89 BW.
Het hof
Het hof oordeelde dat eiser zekerheid heeft verstrek voor het nakomen van verplichtingen van X B.V. voor het inlenen van personeel. Daarom moest worden beoordeeld of die rechtshandelingen zijn geschied ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van X B.V. Het hof concludeerde dat dit het geval was en dat ook overigens was voldaan aan de vereisten van de uitzondering van art. 1:88 lid 5 BW. Het toestemmingsvereiste van art. 1:88 lid 1 onder c BW en het bewijsvoorschrift van art. 7:859 BW waren daarom volgens het hof niet van toepassing. Het hof wees de vordering van het uitzendbureau toe.
De Hoge Raad
De Hoge Raad overweegt dat naar vaste rechtspraak de vraag of de uitzondering van art. 1:88 lid 5 BW op het toestemmingsvereiste van art. 1:88 lid 1 onder c BW van toepassing is, moet worden beantwoord aan de hand van de maatstaf of de rechtshandeling waarvoor de zekerheid wordt verstrekt, zelf behoort tot de rechtshandelingen die ten behoeve van de normale uitoefening van een bedrijf plegen te worden verricht. In de stellingen van eiser ligt besloten dat hij zich borg heeft gesteld voor een verplichting die X B.V. reeds eerder jegens verweerster was aangegaan, dat de borgstelling ertoe diende om uitstel van betaling voor X B.V. te verkrijgen en om te voorkomen dat verweerster het faillissement van X B.V. zou aanvragen, en dat tegenover de borgtocht niet een prestatie van de kant van verweerster stond die X B.V. of eiser financieel of ander voordeel opleverde. Tegen deze achtergrond zijn de klachten gegrond:
[H]et hof [heeft] onderzocht of “het inlenen van personeel en het daarvoor betalen tot de normale bedrijfsvoering van [X B.V.] behoorde”. Aldus heeft het hof miskend dat in de (…) stellingen van [eiser] besloten ligt dat de zekerheid niet werd verstrekt om het inlenen van personeel te kunnen voortzetten, maar met het oog op het aangaan van een overeenkomst tussen [X B.V.] en verweerster die ertoe strekte dat [X B.V.] uitstel van betaling verkreeg van haar bestaande verplichtingen jegens [verweerster] en dat laatstgenoemde niet het faillissement van X. B.V. zou aanvragen. Het hof had dan ook moeten onderzoeken of laatstgenoemde overeenkomst behoort tot de rechtshandelingen die ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van [X B.V.] pleegden te worden verricht. Daarbij had het hof ook kenbaar moeten ingaan op de stelling van [eiser] dat tegenover de borgtocht niet een tegenprestatie van [verweerster] stond die [X B.V.] dan wel [eiser] financieel of ander voordeel opleverde.”
Afdoening
De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest. Deze afdoening is conform de conclusie van A-G Lückers.