HR 22 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:106 (X/Staat)

(1) Bij een verzoek tot tenuitvoerlegging van een in het buitenland opgelegde vrijheidsstraf, moet op grond van het VOGP onder andere een gewaarmerkt afschrift van het vonnis worden overgelegd. Het moet dan gaan om een gewaarmerkt afschrift van een document waaruit de inhoud blijkt van de rechterlijke beslissing waarbij de veroordeling is uitgesproken. Dit document moet – conform de eisen van het nationale recht van de staat van veroordeling – zijn opgemaakt om tot bewijs van de veroordeling te kunnen dienen. Het in dit geval door het Engelse Crown Court afgegeven Certificate of Conviction, voldeed daaraan.
(2) Op grond van het Aanvullend Protocol bij het VOGP is voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf geen instemming van de veroordeelde nodig, als hij zich aan tenuitvoerlegging van de veroordeling heeft onttrokken door het land waar hij is veroordeeld te ontvluchten. De Hoge Raad beslist dat het daarbij niet uitmaakt of de veroordeelde pas na of al tijdens het strafproces dat land is ontvlucht.

Achtergrond

Eiser tot cassatie (hierna: ‘eiser’) in deze zaak heeft de Nederlandse nationaliteit is in het Verenigd Koninkrijk door een jury ter zitting schuldig bevonden aan diefstal. Na deze zitting is eiser op borgtocht vrijgelaten in afwachting van de sentencing hearing (enkele dagen later). Eiser is op die zitting niet verschenen. Zijn advocaat was wel aanwezig. Op die zitting is eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf. De Engelse autoriteiten hebben Nederland verzocht de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf over te nemen in de zin van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen (‘VOGP’). Na advies van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is de tenuitvoerlegging van de twee jaar gevangenisstraf voor diefstal overgenomen.

Eiser vorderde in kort geding een verbod op tenuitvoerlegging van de overgenomen straf. De voorzieningenrechter heeft deze vordering in eerste aanleg toegewezen. Het hof heeft het vonnis vernietigd en de vordering alsnog afgewezen. Het hof stelde vast dat eiser niet gemotiveerd heeft betwist dát hij in Engeland is veroordeeld. Eiser betoogde echter dat aan een aantal vereiste formaliteiten voor tenuitvoerlegging niet was voldaan. Het hof is in zijn arrest onder meer ingegaan op het vereiste van art. 6 lid 2 sub a VOGP dat de staat van veroordeling een gewaarmerkt afschrift van het vonnis moet verstrekken. Het hof acht het door de Engelse rechtbank verstrekte Certificate of Conviction voldoende, in combinatie met de toelichting dat in Engeland niet een schriftelijk vonnis wordt opgemaakt zoals in Nederland gebruikelijk is. Eiser betoogde daarnaast nog dat zijn instemming had moeten worden gevraagd voor de tenuitvoerlegging, omdat geen sprake was van de situatie dat hij is ‘gevlucht’ in de zin van art. 2 lid 1 Aanvullend Protocol VOGP (‘AP VOGP’). Het hof stelt vast dat eiser door de Staat mocht worden aangemerkt als iemand die zich aan de tenuitvoerlegging van de veroordeling heeft getracht te onttrekken door te vluchten naar Nederland.

Gewaarmerkt afschrift van het vonnis (art. 6 lid 2 sub a VOGP)

In cassatie klaagde eiser (onder meer) over de door het hof gegeven uitleg aan het begrip ‘vonnis’ (judgment) in de zin van art. 6 lid 2 sub a VOGP. Plv. P-G Langemeijer signaleerde in zijn conclusie de verscheidenheid op dat gebied tussen en binnen de verdragsstaten van het VOGP. Zo bestaat in de verdragsstaten rechtspraak door professionele rechters, door een jury, of een combinatie. De vorm waarin een veroordeling wordt gegoten, kan ook binnen Nederland verschillen (de ‘aantekening mondeling vonnis’ bestaat naast het volledig uitgewerkte schriftelijke strafvonnis). Hij verwijst daarbij ook naar een eerder arrest van de Hoge Raad (21 januari 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF1576). Daar werd een Canadese Warrant of Committal voldoende geacht.

In het arrest geeft de Hoge Raad duidelijkheid over de vereisten waaraan het gewaarmerkte afschrift van het vonnis moet voldoen. Het is voldoende dat een gewaarmerkt (‘certified’) afschrift van een document wordt verstrekt waaruit onmiskenbaar de inhoud blijkt van de rechterlijke beslissing waarbij de veroordeling is uitgesproken. Dit document moet zijn opgemaakt om tot bewijs van de veroordeling te kunnen dienen. Een en ander zal moeten voldoen aan de eisen die het nationale recht van de verzoekende staat aan dat document stelt.

Het oordeel van het hof dat de verstrekte stukken (met name het afgegeven Certificate of Conviction) voldoende zijn om deze aan te merken als het afschrift van een vonnis in de zin van art. 6 lid 2 sub a VOGP, geeft dus geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

‘Vlucht’: art. 2 lid 2 AP VOGP

Daarnaast klaagde eiser over het oordeel dat eiser naar Nederland is gevlucht in de zin van art. 2 lid 2 AP VOGP. Het oorspronkelijke VOGP beoogde vooral te faciliteren dat veroordeelden een opgelegde vrijheidsstraf in eigen land kunnen ondergaan. In dat verband is hun instemming met de overbrenging vereist. Het later toegevoegde AP VOGP ziet op een andere situatie: namelijk dat de gevonniste persoon zich aan de tenuitvoerlegging van de veroordeling onttrekt door terug te keren naar zijn eigen land. Overbrenging is dan niet mogelijk.

Eiser betoogde in cassatie dat alleen sprake is van een ‘vlucht’ als de veroordeelde persoon naar Nederland is teruggekeerd nadat het tot een uitspraak in de strafzaak is gekomen. Zijn vlucht tijdens het strafproces (na de schuldigverklaring en voor de sentencing hearing enkele dagen later) zou hier dus niet onder vallen. De Hoge Raad stelt vast dat de regeling van art. 2 lid 1 AP VOGP ertoe strekt te voorkomen dat gevonniste personen zich aan de tenuitvoerlegging van hun veroordeling kunnen onttrekken door terug te keren naar hun eigen land (dat in de regel eigen onderdanen niet uitlevert voor tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf). De Hoge Raad beslist dat het geen verschil maakt of de gevonniste persoon zich pas na afloop van of al tijdens het strafproces aan die tenuitvoerlegging onttrekt door terug te keren naar zijn eigen land. Dit wordt geëxpliciteerd door een nog niet in werking getreden wijzigingsprotocol van het AP VOGP, maar van een wijziging is dus geen sprake, overweegt de Hoge Raad.

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

De Staat is in cassatie bijgestaan door Gijsbrecht Nieuwland en de auteur en in feitelijke instanties door André ten Broeke.

Cassatieblog.nl

Share This