HR 13 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:29

In hoger beroep is niet opgekomen tegen de beslissing van de rechtbank dat aan appellant een schone lei wordt verleend. Het stond het hof daarom niet vrij  de – voor de appellant gunstige en in hoger beroep niet bestreden – beslissing van de rechtbank dat haar de schone lei wordt verleend, in haar nadeel te wijzigen.

Feiten en achtergrond

Deze procedure draait om de beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Op de schuldenaar, verzoekster tot cassatie, is sinds 2018 de schuldsaneringsregeling van toepassing. Inmiddels heeft de eindzitting bij de rechtbank  plaatsgevonden (art. 352 en 354 Fw). Dat vormt de aanleiding voor het cassatieberoep.

De rechtbank heeft namelijk beslist dat aan de schuldenaar de schone lei kan worden verleend. Dit betekent dat de resterende schulden die onder de werking van de Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen vallen, niet meer afdwingbaar zijn. Daarnaast besliste de rechtbank dat de schuldenaar nog een bedrag aan achterstallige alimentatie aan de boedel moet betalen. Als de schuldenaar uiteindelijk toch niet overgaat tot het tijdig storten van de achterstallige alimentatiebetalingen, kan dit resulteren in de ontneming van de schone lei, zo overwoog de rechtbank.

De schuldenaar komt van deze beslissing in hoger beroep. In dat hoger beroep vraagt de schuldenaar het hof om de uitspraak van de rechtbank te vernietigen, maar dan wel alleen voor zover daarin is beslist dat de schuldenaar de achterstallige alimentatie aan de boedel moet afdragen, en dat, als zij dat nalaat, dat erin kan resulteren dat de schone lei wordt ontnomen. Er wordt geen incidenteel appel ingesteld.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover daarin is bepaald dat aan de schuldenaar een schone lei wordt verleend en dat de schuldsanering is beëindigd. Het hof heeft, opnieuw rechtdoende, de duur van de schuldsaneringsregeling verlengd totdat het bedrag aan achterstallige alimentatie aan de boedel is betaald.

De Hoge Raad

De schuldenaar stelt hiertegen cassatieberoep in. Dat beroep is onder meer gericht tegen de verlenging van de schuldsaneringsregeling door het hof. In het onderdeel wordt geklaagd dat deze beslissing in strijd is met het beginsel dat een appellant niet slechter mag worden van zijn hoger beroep.

Deze klacht slaagt. De Hoge Raad stelt vast dat de schuldenaar in hoger beroep uitsluitend was opgekomen tegen de beslissingen van de rechtbank over het nog moeten afdragen van een bedrag aan achterstallige alimentatie, en over de mogelijke gevolgen van het niet nakomen van deze verplichting voor haar schone lei. Vervolgens overweegt de Hoge Raad:

“De omvang van het hoger beroep was daarmee beperkt tot de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van de nog af te dragen achterstallige alimentatie en de ontneming van de verleende schone lei bij niet voldoening aan die verplichting. Het stond het hof daarom niet vrij de – voor de schuldenaar gunstige en door haar niet bestreden – beslissing van de rechtbank dat aan de schuldenaar de schone lei wordt verleend, in haar nadeel te wijzigen.”

Een appellant mag namelijk door het instellen van hoger beroep niet in een ongunstiger positie worden gebracht dan waarin hij na het wijzen van de bestreden beslissing verkeerde. Dit beginsel staat bekend als het verbod op reformatio in peius (verandering ten slechte).

Afdoening

De Hoge Raad doet zaak zelf af. Het stond de rechtbank volgens de Hoge Raad niet vrij om, naast het verlenen van de schone lei, tegelijkertijd te bepalen dat de schuldenaar nog een bedrag aan achterstallige alimentatie moest voldoen en dat het niet voldoen aan die verplichting gevolgen zou kunnen hebben voor haar schone lei. Voor een dergelijke beslissing ontbreekt een rechtsgrond. De Hoge Raad vernietigt de beslissing van de rechtbank op dit punt. Daarmee kan aan de schuldenaar de schone lei worden verleend en wordt de schuldsanering formeel beëindigd. Deze wijze van afdoening is conform de conclusie van A-G de Bock.

Cassatieblog.nl

Share This