HR 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:497

 De gemeente Kaag en Braassem verleende geen privaatrechtelijke toestemming voor het liggen van een woonark in aan haar toebehorend water omdat het gebruik als ligplaats in het bestemmingsplan was wegbestemd. Zij vorderde ook ontruiming van het waterperceel. Het hof meende dat de gemeente daarmee misbruik maakte van haar privaatrechtelijke bevoegdheid, althans sprake was van onaanvaardbare doorkruising, omdat het overgangsrecht onder het bestemmingsplan het gebruik als ligplaats voor de woonark toestond. De Hoge Raad casseert en oordeelt dat de gemeente gebruik kon maken van haar privaatrechtelijke bevoegdheid en toestemming kon weigeren.

De betrokkene had in 2016 van zijn vader een woonark gekocht die in ieder geval sinds 2013 in aan de gemeente toebehorend (openbaar) vaarwater, de Drecht, lag. In 2017 heeft de gemeente aan betrokkene bericht dat hem geen toestemming wordt verleend om zijn woonark in het water van de gemeente aan te meren en alleen bereid is het sluiten van een huurovereenkomst te overwegen als overeenstemming zou worden bereikt met de eigenaren van het aangrenzende perceel, zodat de woonark over land bereikbaar is en op de gemeentelijke riolering kan worden aangesloten. Die overeenstemming is niet bereikt. Vervolgens heeft de gemeenteraad in 2018 het bestemmingsplan ter plaatse gewijzigd, waarbij de bestemming als woonschepenligplaats is vervallen. Nadat de Afdeling bestuursrechtspraak die wijziging heeft vernietigd, heeft de gemeenteraad in 2020 het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld, waarbij de ligplaats opnieuw is wegbestemd. De gemeente vordert vervolgens met een beroep op haar positie als eigenaar ontruiming van het perceel.

Het hof stelt eerst vast dat sprake is van bijzonder gebruik van het openbare vaarwater. Het constateert vervolgens dat, hoewel het gebruik als ligplaats was wegbestemd, de woonark er legaal lag omdat dit onder het overgangsrecht was toegestaan en daarvoor geen (aparte) vergunning was vereist. De gemeente mag weliswaar in het algemeen haar privaatrechtelijke bevoegdheden in gevallen als deze gebruiken, maar in dit geval levert dat volgens het hof misbruik van recht op. Daarvoor heeft het hof relevant geacht dat de gemeente pas nadat een geschil was ontstaan tussen de betrokkene en de eigenaren van het aangrenzende perceel en nadat de gemeenteraad de bestemming had gewijzigd haar privaatrechtelijke bevoegdheid is gaan inzetten, volgens het hof primair om te voorkomen dat de woonark onder het overgangsrecht valt. Dat gold volgens het hof overigens uitsluitend voor het liggen en niet voor het gebruik om er in te wonen (omdat de ark daarvoor niet als woning werd gebruikt). De privaatrechtelijke rechten van de gemeente zijn volgens het hof niet bedoeld om het overgangsrecht illusoir te maken.

De Hoge Raad casseert. Hij gaat eerst in op de vraag of de omstandigheid dat het liggen onder het bestemmingsplan is toegestaan, meebrengt dat publiekrechtelijke toestemming is gegeven als in het Amsterdam/Geschiere-arrest (HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH7845) bedoeld. Als dat het geval zou zijn, zou de door het hof beantwoorde vraag rijzen of nog plaats is voor weigering van privaatrechtelijke toestemming. De Hoge Raad beslist echter dat dit niet het geval is. Dat het liggen onder (het overgangsrecht bij) een bestemmingsplan is toegelaten, impliceert niet een dergelijke publiekrechtelijke toestemming.

Ook anderszins is geen sprake van misbruik of doorkruising. Gelet op de beslissing van het hof dat het de Gemeente in beginsel vrijstaat zich te beroepen op haar positie als eigenaar, het afmeren van een woonark een vorm van bijzonder gebruik is en dat de Wro het gebruik van privaatrechtelijke bevoegdheden door een publiekrechtelijke eigenaar niet uitsluit, mocht de gemeente haar eigenaarsbevoegdheden volgens de Hoge Raad ook inzetten om publieke belangen te behartigen.

Cassatieblog.nl

Share This