Selecteer een pagina

HR 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:570

(i) Gesteld noch gebleken is dat zich een verstoring van de toegang tot Veilig Mailen heeft voorgedaan als bedoeld in art. 8 Besluit elektronisch procederen en/of art. 4.3.8 (Bijlage III) van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven.

(ii) Van een apparaatsfout is geen sprake als een medewerker van de griffie de advocaat die een processtuk via Veilig Mailen indient, er niet op wijst dat het ingediende bestand niet te openen is.

Achtergrond en procesverloop

Een man en vrouw hebben een geschil over de omgang met hun kinderen. De rechtbank heeft bij beschikking van 18 juli 2022 enkele verzoeken van de man afgewezen. Op 17 oktober 2022, een dag voor het verstrijken van de beroepstermijn, heeft de advocaat van de man via Veilig Mailen een e-mail gezonden aan het hof met de boodschap dat de man hoger beroep wilde instellen tegen de beschikking van de rechtbank. De mail bevatte twee pdf-bestanden als bijlagen: het beroepschrift en een V-formulier. In de e-mail kondigde de advocaat van de man verder aan het beroepschrift inclusief producties fysiek na te zenden. Ook stuurde de advocaat van de man diezelfde dag het pdf-bestand met het beroepschrift aan de advocaat van de vrouw met de mededeling dat dit een beroepschrift betrof. Bij het openen van de bijlagen door het hof bleek echter dat het pdf-bestand met het beroepschrift beschadigd was en niet geopend kon worden. De advocaat van de vrouw was tegen hetzelfde probleem aangelopen en heeft dit op 18 oktober 2022 per mail aan de advocaat van de man laten weten. Het fysieke beroepschrift kwam uiteindelijk pas op 1 november 2022 (dus na de beroepstermijn) per post binnen bij het hof.

De beslissing van het hof

Het hof verklaarde de man niet-ontvankelijk in zijn beroep, omdat het hof niet had kunnen vaststellen dat de man daadwerkelijk voor het verstrijken van de beroepstermijn een beroepschrift had ingediend. Het toegestuurde bestand kon immers niet worden geopend. Het hof zag geen aanleiding om de man de mogelijkheid te bieden zijn fout te herstellen. Het indienen van een beschadigd bestand één dag voor het verstrijken van de termijn diende volgens het hof voor risico van de man te blijven. De advocaat van de man had overigens nog aanleiding en ruimte om de fout te herstellen; de wederpartij had de advocaat van de man in de ochtend van 18 oktober 2022 erop gewezen dat het bestand niet kon worden geopend. Verder was volgens het hof onvoldoende gebleken dat sprake was van een apparaatsfout bij het hof. Uit het onderzoek van de ICT-dienst van de rechtspraak was namelijk gebleken dat het zeer onwaarschijnlijk was dat het bestand na ontvangst door de ICT-systemen van het hof beschadigd was geraakt.

Geen verstoring van de toegang tot Veilig Mailen

In cassatie betoogt de man eerst dat het hof hem op grond van art. 4.3.8 van het toepasselijke Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven (zoals dat gold tot 1 januari 2024) en art. 8 van het Besluit elektronisch procederen (Bep) een herstelmogelijkheid had moeten bieden. Uit deze bepalingen volgt dat een termijnoverschrijding verschoonbaar kan zijn als er sprake is van een verstoring in de toegang tot Veilig Mailen op de laatste dag van de beroepstermijn, en die verstoring niet aan de indiener kan worden toegerekend. Zo’n verstoring kan zich zowel bij de ontvanger (het hof) als de indiener (de man) van het stuk voordoen (zie CB 2023-72). Volgens de man was er in zijn geval sprake van zo’n niet-toerekenbare verstoring, althans zou het hof zijn beslissing dat er géén sprake was van een niet-toerekenbare verstoring onvoldoende hebben gemotiveerd.

De Hoge Raad verwerpt deze klacht, omdat van een verstoring in de toegang tot Veilig Mailen op 17 oktober 2022 geen sprake was. Het hof had immers vastgesteld dat de e-mail van de advocaat van 17 oktober 2022, met bijlagen, op diezelfde dag bij het hof was binnengekomen. Het beroep van de man op art. 4.3.8 van het procesreglement en art. 8 Bep stuit daarop af.

Ook geen apparaatsfout

De man klaagde daarnaast dat sprake was van een apparaatsfout, omdat het hof zijn advocaat na ontvangst van het beroepschrift ten onrechte niet erop zou hebben geattendeerd dat het bestand niet geopend kon worden. Ook deze klacht gaat niet op. De Hoge Raad verwijst naar zijn recente uitspraak van 30 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:997) en overweegt:

“Van een in de rechtspraak aanvaarde apparaatsfout is geen sprake indien de medewerkers van de griffie van een gerecht de advocaat die ervoor kiest een processtuk in te dienen via Veilig Mailen, niet erop attenderen dat een bestand niet te openen is.”

Afwijking van conclusie A-G

De Hoge Raad wijkt hiermee af van de conclusie van A-G Wesseling-van Gent. De A-G had betoogd dat het hof een te lichte maatstaf had gehanteerd voor het vaststellen of sprake was van een gebrek in het ICT-systeem van het hof. Volgens de A-G had de apparatuur van de griffie daarover uitsluitsel moeten bieden. Zonder zulk uitsluitsel zou namelijk de toegang tot het recht in het geding komen. De vaststelling dat het zeer onwaarschijnlijk was dat het bestand door het ICT-systeem van het hof beschadigd was geraakt, was volgens de A-G onvoldoende.

Cassatieblog.nl

Share This