HR 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT7201 en ECLI:NL:HR:2011:BT7203
Als is gedagvaard tegen een dag waarop de rechter geen zitting houdt, brengt een redelijke wetstoepassing (van art. 125 lid 4 Rv) mee dat herstel ook mogelijk is door een herstelexploot dat niet na, maar voor de oorspronkelijk aangezegde, maar onmogelijke verschijndag wordt uitgebracht.
In deze twee vrijwel identieke zaken waren gedaagden bij exploot opgeroepen te verschijnen op vrijdag 19 augustus 2011. Op vrijdag is de vaste (rol)zitting van de civiele kamer van de Hoge Raad – behalve in vakantieperiodes. Op vrijdag 19 augustus 2001 was er daarom geen zitting.
In beide zaken hadden eisers dit tijdig onderkend; naar de letter van de wet eigenlijk voortijdig: zij hadden voor de aanvankelijk aangezegde dag een herstelexploot uitgebracht met een nieuwe datum waarop de Hoge Raad wel zitting hield.
Dagvaarding tegen een dag en uur waarop de rechter in kwestie geen zitting houdt, brengt geen nietigheid mee. Dat is vaste rechtspraak van de Hoge Raad (vergelijk bijvoorbeeld HR 25 april 1997, NJ 1997, 528). Aan het formele vereiste dat in het exploot de dag en het uur worden vermeld waarop de wederpartij volgens de dagvaardende partij dient te verschijnen (vergelijk art. 111 lid 2 onder f, Rv) wordt immers voldaan.
De omstandigheid dat geen sprake is van een gebrek is dat nietigheid meebrengt, betekent dat art. 120 lid 2 Rv toepassing mist. Die bepaling houdt in dat een met nietigheid bedreigd gebrek kan worden hersteld bij een exploot dat voor de roldatum wordt uitgebracht. De dagvaardende partijen waren daarom aangewezen op art. 125 lid 4 Rv, maar ook die bepaling bood hun naar de letter geen soelaas. Een herstelexploot kan volgens dat artikellid immers slechts worden uitgebracht binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum, niet – zoals was gebeurd – daarvoor. Zo gortig wordt het niet:
“Art. 125 lid 4 Rv. laat toe dat binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum een herstelexploot wordt uitgebracht waarin een nieuwe verschijndag wordt aangezegd. Aldus is herstel mogelijk, zowel in het geval dat de dagvaarding niet tijdig voor de aangezegde verschijndag ter griffie is ingediend als in het geval dat gedagvaard is tegen een dag waarop de rechter geen zitting houdt. Redelijke wetstoepassing brengt mee dat in laatstbedoeld geval herstel ook mogelijk is door middel van een herstelexploot dat niet na maar, zoals in het onderhavige geval, voor de oorspronkelijk aangezegde, maar onmogelijke, verschijndag is uitgebracht.”
In beide zaken verleende de Hoge Raad het gevraagde verstek en kan dus worden voortgeprocedeerd.