HR 1 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1880 (MS Austria/Aruba Ports Authority)
Toepassing van het concordantiebeginsel brengt mee dat een loods ook naar Arubaans recht slechts aansprakelijk is voor schade die wordt toegebracht aan het door hem geloodste schip, indien hij deze schade heeft veroorzaakt door opzet of grove schuld (vergelijk art. 3 Loodsenwet). Daarbij mocht het hof betrekken dat voor Aruba blijkens een ontwerp-Landsverordening een nagenoeg identieke regeling is beoogd als in de Nederlandse Antillen en Nederland.
In deze Arubaanse aanvaringszaak gaat het om de vraag aan de hand van welke maatstaf moet worden bepaald of sprake is van een fout van de loods in de zin van art. 6:170 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA). In cassatie staat de vraag centraal of het Gemeenschappelijk Hof van Justitie terecht heeft geoordeeld dat de loods naar Arubaans recht slechts aansprakelijk is indien hij de schade heeft veroorzaakt door opzet of grove schuld.
Het concordantiebeginsel
Het concordantiebeginsel is neergelegd in art. 39 Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Op grond van dit artikel worden onder meer het burgerlijk recht en het handelsrecht in Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze geregeld. In de praktijk is van eenheid niet altijd sprake. De rechter kan in voorkomende gevallen door middel van concorderende interpretatie de eenheid van het rechtssysteem herstellen. Concorderende interpretatie wordt echter niet altijd wenselijk geacht. Zo valt uit rechtspraak van de Hoge Raad af te leiden dat voor toepassing van het concordantiebeginsel geen plaats is wanneer (1) de wetgever van het andere land van het Koninkrijk juist heeft willen afwijken van het Nederlandse recht, (2) een bepaling van het andere land van het Koninkrijk zich verzet tegen de toepassing van de Nederlandse bepaling, of (3) een relevant verschil in maatschappelijke opvattingen een afwijkende uitleg rechtvaardigt (zie de conclusie van A-G Vlas, sub 2.3-2.4).
Feiten
In 2005 is het motorschip ZIM Houston III onder loodsaanwijzing de haven van Oranjestad binnengevaren. Het schip is daarbij tegen een aldaar afgemeerde loodsboot aangevaren en in fysiek contact gekomen met de kade. Hierdoor ontstond schade aan het schip, dat in eigendom toebehoorde aan Austria. De loods werkte ten tijde van de aanvaring in dienstverband bij de Aruba Ports Authority (APA). Austria heeft aan haar vordering tot schadevergoeding ten grondslag gelegd dat de schade is veroorzaakt door een fout van de loods, die zijn taak vervulde in dienst van APA, zodat laatstgenoemde op grond van art. 6:170 BWA aansprakelijk is. APA heeft zich op het standpunt gesteld dat pas van een fout van de loods kan worden gesproken indien hij door grove schuld of opzet schade aan het schip heeft veroorzaakt.
Oordeel hof
Het hof overweegt hierover het volgende. In 2005 was in Aruba niet bij landsverordening of anderszins bij bijzondere regelgeving in een regeling van de aansprakelijkheid van loodsen voorzien. In Nederland gold in 2005 op grond van art. 3 van de Loodsenwet dat de loods slechts aansprakelijk is voor de schade door hem veroorzaakt door opzet of grove schuld. In de Nederlandse Antillen was een soortgelijke wettelijke regeling in 2005 nog niet in werking getreden, maar al wel door de Staten aangenomen. Uit een in het geding gebrachte kopie van een ontwerp-Landsverordening houdende regels met betrekking tot de beloodsing van schepen en het beroep van loods blijkt dat voor Aruba een nagenoeg identieke regeling is beoogd. Uit het voorgaande vloeit naar het oordeel van het hof voort dat ten tijde van de aanvaring de loods ook naar Arubaans recht slechts aansprakelijk was voor schade indien hij die schade had veroorzaakt door grove schuld of opzet. Het hof overweegt voorts dat niet is gebleken dat de schade is ontstaan door grove schuld of opzet en het acht de loods (en APA in haar hoedanigheid van werkgeefster) daarom niet aansprakelijk.
Oordeel Hoge Raad
In cassatie klaagt Austria (onder meer) dat het oordeel van het hof niet op concorderende wetsinterpretatie berust, maar op ongeoorloofde anticipatie op de ontwerp-Landsverordening waarvan het lot onzeker is. De Hoge Raad verwerpt de klachten van Austria:
“Zoals het hof heeft overwogen was ten tijde van de aanvaring de aansprakelijkheid van een loods voor handelingen of nalatigheden waardoor schade is toegebracht aan het geloodste schip niet in bijzondere Arubaanse wetgeving geregeld, maar bevatte de Nederlandse wet wel een bijzondere regeling voor aansprakelijkheid van loodsen. Art. 3 van de Loodsenwet (Stb. 1988/353) bepaalt immers dat de loods, voor zover hij handelt in de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden, slechts aansprakelijk is voor schade door hem veroorzaakt door opzet of grove schuld. Het hof heeft terecht, in overeenstemming met het concordantiebeginsel, geoordeeld dat een loods ook naar Arubaans recht slechts aansprakelijk is voor schade die wordt veroorzaakt door opzet of grove schuld.”
De Hoge Raad overweegt verder dat het hof bij zijn oordeel terecht de omstandigheden heeft betrokken dat in de (voormalige) Nederlandse Antillen een wettelijke regeling, waarin de aansprakelijkheid van de loods geregeld werd in overeenstemming met art. 3 van de Nederlandse Loodsenwet, in 2005 weliswaar nog niet in werking was getreden, maar wel reeds door de Staten was aangenomen, alsmede dat voor Aruba blijkens een ontwerp-Landsverordening een nagenoeg identieke regeling is beoogd. De Hoge Raad overweegt dat het hof uit die omstandigheden kennelijk heeft afgeleid dat er geen grond is voor de veronderstelling dat de maatschappelijke opvattingen in Aruba in dit opzicht afwijken van die in Nederland.
Austria is in cassatie bijgestaan door Hans van Wijk, en in feitelijke instantie door Anthony Ruiz.