HR 15 december 2023 ECLI:NL:HR:2023:1750 (Liander/Krinkels)
De Hoge Raad bevestigt dat de CROW 500, een richtlijn over zorgvuldig grondroeren, een zorgplicht voor grondroerders bevat waarbij de rechter in beginsel moet aansluiten. Daarbij komt groot belang toe aan de bewoordingen van de CROW 500. De motiveringsklachten van Liander over ’s hofs toepassing van de CROW 500 falen. De Hoge Raad introduceert ten slotte een bewijsvermoeden over onzorgvuldig handelen van de grondroerder.
Achtergrond
Krinkels is een aannemer die beschoeiing heeft aangebracht aan een kanaal in de Flevopolder. Daartoe moest zij grondroerende werkzaamheden uitvoeren, jargon voor het verrichten van werkzaamheden in de ondergrond. Op die werkzaamheden is een richtlijn over zorgvuldig grondroeren, de CROW 500, van toepassing. Die Richtlijn is opgesteld door de graafsector zelf, en vult de zorgvuldigheidsnormen voor het graafproces in.
Voorafgaand aan haar werkzaamheden heeft Krinkels een graafmelding gedaan. De lokale netwerkbeheerder, Liander, heeft in reactie daarop laten weten dat in de graaflocatie een gasleiding en een kabel aanwezig zijn. Het lukt Krinkels niet de kabel te vinden, waarop zij haar werkzaamheden handmatig uitvoert. Een aantal weken later treedt er een storing op. Liander heeft toen de kabel aan weerszijden van het kanaal gekapt en een bypass aangelegd. Sindsdien is de storing voorbij.
In deze procedure vordert Liander vergoeding van haar schade (€ 15.678,24). Volgens Liander heeft Krinkels zich niet gehouden aan de CROW 500. De kantonrechter en het hof hebben de vordering afgewezen. Liander gaat daarop in cassatie.
De betekenis van de CROW 500
De Hoge Raad herhaalt wat hij overwoog in zijn arrest van 25 mei 2018, CB 2018-101 (rov. 3.7.2). De CROW 500 (destijds de CROW 250) vormt de weerslag van de binnen de beroepsgroep geldende opvattingen omtrent zorgvuldig handelen bij grondroerwerkzaamheden. Het is voor de praktijk van belang dat duidelijkheid bestaat over de wijze waarop de bij grondroerwerkzaamheden betrokkenen hun zorgplicht moeten naleven. De rechter moet daarom bij de invulling van de zorgplicht in beginsel bij de CROW 500 aansluiten. De Hoge Raad voegt hier nu aan toe dat het hof terecht heeft overwogen dat strekking en functie van de CROW 500 een eenvormige uitleg wenselijk maken. Daarbij komt groot belang toe aan de bewoordingen van de CROW 500.
Als een kabel of leiding voorafgaande aan grondroerwerkzaamheden niet in het zoekgebied kan worden gevonden, moeten er volgens de CROW 500 aanvullende acties worden uitgevoerd. Samengevat: verder zoeken buiten het zoekgebied, werken zoals in een risicogebied of in contact treden met de netbeheerder. Het hof overwoog dat de CROW 500 hiermee uitdrukkelijk voorziet in de mogelijkheid grondroerwerkzaamheden te verrichten zonder dat aanwezige kabels en leidingen voorafgaand aan die werkzaamheden zijn gelokaliseerd. Lianders betoog dat kabels en leidingen steeds al in de ontwerpfase moeten worden gelokaliseerd had het hof daarmee verworpen.
Liander voerde voor het hof bovendien aan dat uit de CROW 500 volgt dat de grondroerder die kabels of leidingen in het zoekgebied niet heeft kunnen vinden, en vervolgens ervoor kiest te werken zoals in een risicogebied, aansprakelijk is op de enkele grond dat schade is toegebracht aan niet-gelokaliseerde kabels en leidingen. Met het veroorzaken van schade zou aansprakelijkheid zijn gegeven en de feitelijke toedracht van de beschadiging zou niet ter zake doen. Volgens het hof biedt de CROW 500 voor die uitleg onvoldoende steun. De CROW 500 houdt volgens hem geen risicoaansprakelijkheid in, ook niet de facto.
Bovenstaand oordeel van het hof en zijn uitleg van de CROW 500 zijn volgens de Hoge Raad niet onbegrijpelijk. De motiveringsklachten van Liander falen dus.
Slotopmerking Hoge Raad
De CROW 500 omschrijft het risicogebied als het “gebied nabij een kabel of leiding, waarbinnen de grond niet zonder meer geroerd mag worden”. Binnen het risicogebied is de grondroerder volgens de CROW 500 “verplicht (…) ervoor te zorgen dat de grondroering veilig wordt uitgevoerd zonder schade aan de aanwezige kabels en leidingen”. De Hoge Raad introduceert in dit kader nog een bewijsvermoeden over onzorgvuldig handelen van de grondroerder:
“De […] weergegeven passages in de CROW 500 impliceren dat op een grondroerder in een risicogebied de verplichting rust zo veilig te werken dat kabel- en leidingschade wordt voorkomen, zowel in het geval dat de kabels en leidingen met theoretische ligging in het zoekgebied vooraf zijn gelokaliseerd, als in het geval dat die kabels en leidingen niet (of niet alle) zijn gevonden. Treedt in het risicogebied toch schade op aan een kabel of leiding die vooraf was gelokaliseerd of waarvan de theoretische ligging zich in het zoekgebied bevond, en staat vast dat de schade het gevolg is van de werkzaamheden van de grondroerder, dan wordt vermoed dat de grondroerder onvoldoende veilig en daarmee onzorgvuldig heeft gewerkt.”
Afdoening
De Hoge Raad verwerpt het beroep, dat is conform de conclusie van A-G Hartlief.