HR 6 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:849
Als een schuldeiser aan een verzoeker tot faillietverklaring een privatieve last heeft verstrekt tot uitoefening van zijn vorderingsrechten, staat dit niet in de weg aan het gebruik van de vordering van schuldeiser als steunvordering door de verzoeker tot faillietverklaring.
Achtergrond
Verzoekster tot cassatie, DBS2 Nederland B.V. (hierna; DBS2), heeft tussen 2016 en 2020 obligaties uitgegeven aan 63 obligatiehouders. Deze obligatiehouders hebben voor de uitoefening van hun vorderingsrechten op DBS2 uit hoofde van voornoemde obligaties een privatieve last aan verweerster in cassatie, Stichting Obligatiehouders DBS2 (hierna: Stichting), gegeven. DBS2 betaalt de obligatiehouders niet. Daarnaast heeft de Stichting ook zelf nog een opeisbare vordering op DBS2. De Stichting heeft hierop verzocht om DBS2 in staat van faillissement te verklaren.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat volgens hem niet was voldaan aan het vereiste van pluraliteit van schuldeisers. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en DBS2 alsnog in staat van faillissement verklaard. DBS2 heeft tegen deze beschikking van het hof cassatieberoep ingesteld.
Juridisch kader
Art. 1 Fw bepaalt dat de schuldenaar, die in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, hetzij op eigen aangifte, hetzij op verzoek van een of meer schuldeisers, bij rechterlijk vonnis in staat van faillissement wordt verklaard.
Verder bepaalt art. 6 lid 3 Fw dat de faillietverklaring wordt uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten of omstandigheden, welke aantonen, dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, en, zo een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze.
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat voor faillietverklaring geen plaats is ten aanzien van een schuldenaar die niet meer dan één schuldeiser heeft (HR 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:488, rov. 3.3.2, CB 2017-81 en HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1681, rov. 3.4.1, CB 2014-134).
Het geding in cassatie
Volgens het cassatiemiddel van DBS2 is niet voldaan aan het pluraliteitsvereiste. DBS2 heeft weliswaar meerdere schulden, maar slechts één schuldeiser, omdat de vorderingen van de obligatiehouders vanwege de privatieve last uitsluitend kunnen worden ingesteld door de Stichting, aldus DBS2.
De Hoge Raad oordeelt dat de enkele omstandigheid dat een schuldeiser met een lasthebber is overeengekomen dat de lasthebber het vorderingsrecht van de schuldeiser in eigen naam en met uitsluiting van de schuldeiser zal uitoefenen (art. 7:423 lid 1 BW), niet afdoet aan de mogelijkheid dat de vordering van de schuldeiser dient als steunvordering bij een verzoek van de lasthebber tot faillietverklaring van de schuldenaar.
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep, conform de conclusie van A-G Snijders.