HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:336 (X / Slough Estate Mainland B.V.)
Nu het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot faillietverklaring tijdig was ingetrokken, van welke intrekking het hof kennis had behoren te nemen, was geen plaats voor een faillietverklaring. De wet biedt geen grond voor een veroordeling van de Staat in de proceskosten, nu de Staat niet in de procedure is betrokken.
Faillietverklaring
Slough Estate Mainland heeft in eerste aanleg verzocht om verzoeker tot cassatie failliet te verklaren. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. In een door Slough Estate Mainland ingesteld hoger beroep heeft het hof op 3 oktober 2013 alsnog het faillissement uitgesproken. Slough Estate Mainland had echter daags voor die beslissing per fax en per mail een V-formulier ingediend, waarbij zij haar hoger beroep introk. Tussen partijen was inmiddels namelijk overeenstemming bereikt. Het hof heeft van deze intrekking geen kennisgenomen.
De Hoge Raad draait de beslissing van het hof terug:
“3.2 (…) Nu het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek was ingetrokken, van welke intrekking het hof kennis had behoren te nemen nu het bericht daarover tijdig ter griffie was ingekomen, was geen plaats voor een faillietverklaring.”
De Hoge Raad bekrachtigt de (afwijzende) beslissing van de rechtbank en geeft partijen de gelegenheid om zich uit te laten over de faillissementskosten en het salaris van de curator, met het oog op de vaststelling daarvan (art. 15 lid 3 Fw).
Proceskosten ten laste van de Staat?
Verzoeker tot cassatie heeft de Hoge Raad verzocht om de Staat – en niet zijn wederpartij in casatie – in de kosten van de cassatieprocedure te veroordelen. Aan deze vordering legt verzoeker ten gronde dat hij tot het cassatieberoep genoodzaakt is door een apparaatsfout bij het hof. De Hoge Raad wijst deze vordering af: “Voor die kostenveroordeling biedt de wet geen mogelijkheid, nu de Staat niet in deze procedure is betrokken.”