HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:621 (Verstappen/Picnic)
Een portret als bedoeld in art. 21 Aw is een afbeelding, op welke wijze ook vervaardigd, van een persoon die in deze afbeelding kan worden herkend. Een afbeelding van een lookalike kan onder omstandigheden worden aangemerkt als een portret van de persoon op wie hij lijkt. Daarvoor is niet alleen vereist dat deze persoon in de afbeelding van de lookalike kan worden herkend, maar ook dat de mogelijkheid tot herkenning door bijkomende omstandigheden is vergroot, zoals door de wijze van presentatie van de lookalike, door wat de afbeelding overigens toont of door de context waarin de afbeelding is openbaar gemaakt.
De Nederlandse wereldkampioen Formule 1, Max Verstappen, trad enkele jaren geleden op in een tv-reclame van supermarktketen Jumbo, waarin hij boodschappen thuisbezorgt in zijn Formule 1-auto. Picnic, een supermarktbezorgdienst, speelde daarop in met een eigen filmpje. Daarin brengt een lookalike van Verstappen boodschappen rond in een Picnic-bestelbusje. Dit filmpje is miljoenen keren bekeken.
Portretrecht
Verstappen stapte daarop naar de rechter wegens schending van zijn portretrecht. Portretrecht is geregeld in art. 21 van de Auteurswet, maar met auteursrecht heeft het eigenlijk niet zo veel te maken. Het portretrecht houdt in dat iemand kan opkomen tegen de openbaarmaking van zijn portret, als hij daarbij een redelijk belang heeft. Dat redelijk belang kan bijvoorbeeld liggen in privacyoverwegingen, maar ook in commerciële belangen.
Procesverloop
De rechtbank kende Verstappen een schadevergoeding toe wegens schending van zijn portretrecht. Het filmpje was volgens de rechtbank een reclame-uiting met een commercieel karakter, gericht op vergroting van de naamsbekendheid van Picnic. Verstappen mag volgens de rechtbank zelf bepalen of en zo ja tegen welke vergoeding zijn populariteit wordt ingezet bij commerciële activiteiten. Daarom heeft hij een zwaarwegend belang om zich tegen het filmpje te verzetten.
Maar in hoger beroep vond het gerechtshof dat Verstappen zich niet op zijn portretrecht kon beroepen, omdat duidelijk was dat het om een lookalike ging, en niet om de echte Verstappen.
Hoge Raad: afbeelding Verstappen was toch een portret
Dat oordeel was onjuist, oordeelt de Hoge Raad. Hij stelt voorop:
“3.1.1 Een portret als bedoeld in art. 21 Aw is een afbeelding, op welke wijze ook vervaardigd, van een persoon die in deze afbeelding kan worden herkend.
3.2.2 Een afbeelding van een lookalike, bijvoorbeeld in een film, kan onder omstandigheden worden aangemerkt als een portret van de persoon op wie hij lijkt. Daarvoor is niet alleen vereist dat deze persoon in de afbeelding van de lookalike kan worden herkend, maar ook dat de mogelijkheid tot herkenning door bijkomende omstandigheden is vergroot, zoals door de wijze van presentatie van de lookalike (bijvoorbeeld door gebruik van grime en kleding), door hetgeen de afbeelding overigens toont of door de context waarin de afbeelding is openbaar gemaakt. Aldus wordt voorkomen dat een afbeelding van iemand die toevallig op een ander lijkt, zonder meer wordt aangemerkt als een portret van die ander.
De omstandigheid dat voor de aanschouwer duidelijk is dat de lookalike niet degene is op wie hij lijkt, staat niet eraan in de weg dat sprake kan zijn van een portret.
3.2.3 Het karakter van de afbeelding, bijvoorbeeld een parodie, is niet van belang voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een portret. Dat karakter kan wel een rol spelen in de door art. 21 Aw voorgeschreven belangenafweging en kan meebrengen dat niet kan worden gezegd dat een redelijk belang van de geportretteerde in de zin van deze bepaling zich tegen openbaarmaking van het portret verzet.”
En dat betekent dat de afbeelding van de lookalike van Verstappen in het filmpje een portret is, zo stelt de Hoge Raad zelf (feitelijk) vast. Hij vernietigt het arrest van het hof, en verwijst de zaak naar een ander hof, dat alsnog de belangenafweging van art. 21 Aw zal moeten maken.
Het gerechtshof had nog overwogen dat onder de omstandigheden van deze zaak de inzet van een lookalike ook niet anderszins (dus: buiten de context van het portretrecht) onrechtmatig is. De Hoge Raad overweegt uitdrukkelijk dat het hof na verwijzing niet gebonden is aan die oordelen in de context van het portretrecht.
Max Verstappen is in cassatie bijgestaan door de auteur en Maartje Möhring, en in vorige instantie door Lex de Jager, Jonathan Crozier en Christiaan Alberdingk Thijm.