Selecteer een pagina

HR 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1074 (en HR 7 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:712)

De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het HvJEU over of een offline streaming copy van een auteursrechtelijk beschermd werk moet worden aangemerkt als een ‘thuiskopie’ in de zin van de Auteursrechtrichtlijn.

Het reproductierecht en de thuiskopie-exceptie

In art. 2 van de Auteursrechtrichtlijn is het reproductierecht van de auteursrechthebbende opgenomen. Dat is het uitsluitende recht om de directe of indirecte, tijdelijke of duurzame, volledige of gedeeltelijke reproductie van het werk, met welke middelen en in welke vorm ook, toe te staan of te verbieden (zie ook art. 1 Auteurswet).

Op dit uitsluitende recht kunnen onder omstandigheden bij wet uitzonderingen worden gemaakt. Zo kunnen de lidstaten ervoor kiezen om een thuiskopie-exceptie in te voeren: een beperking van het reproductierecht voor “de reproductie, op welke drager dan ook, door een natuurlijke persoon voor privé-gebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk, mits de rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen (…)” (art. 5 lid 2, aanhef en onder b, Auteursrechtrichtlijn).

Nederland heeft ervoor gekozen een thuiskopie-exceptie in de wet op te nemen. Die exceptie is opgenomen in art. 16c Auteurswet, en geldt voor reproducties van een werk “zonder direct of indirect commercieel oogmerk” en uitsluitend dienend “tot eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon die de reproductie vervaardigt”. Een kopie voor privégebruik dus.

Voor een thuiskopie is ten behoeve van de rechthebbende een ‘billijke vergoeding’ verschuldigd. Die betalingsverplichting rust in Nederland niet op de natuurlijke personen die de thuiskopieën maken, maar op de fabrikanten of importeurs van voorwerpen (bijvoorbeeld een telefoon, computer of gegevensdrager) waarop een thuiskopie gemaakt kan worden (art. 16c lid 2 Auteurswet). Zij kunnen die betalingsverplichting weer doorberekenen aan de consument die de voorwerpen koopt.

HP c.s. zijn zulke betalingsplichtigen, en zij vorderen in deze procedures een verklaring voor recht dat geen thuiskopievergoeding is verschuldigd voor offline streaming copies. Dat zijn, kort gezegd, downloads of kopieën van werken die offline beschikbaar worden gesteld aan een gebruiker van een bepaalde streamingdienst (zoals Spotify of Netflix).

De rechtbank heeft de vordering afgewezen, maar het hof heeft de vordering toegewezen. Volgens het hof is een offline streaming copy namelijk geen thuiskopie, maar een opdrachtkopie. Dit omdat de streamingdienstaanbieder naar het oordeel van het hof het kopieerproces feitelijk uitvoert, en hierbij handelt met een commercieel oogmerk. Er is om die reden geen thuiskopievergoeding verschuldigd, zo oordeelt het hof.

In cassatie

In cassatie gaat het in de kern om de vraag of een offline streaming copy moet worden aangemerkt als thuiskopie.

De Hoge Raad benadrukt dat – voordat kan worden toegekomen aan de uitleg van het nationaalrechtelijke art. 16c Auteurswet – in deze procedure eerst moet worden vastgesteld welke betekenis toekomt aan de Auteursrechtrichtlijn.

De bewoordingen van art. 5 lid 2, aanhef en onder b, Auteursrechtrichtlijn lijken tot uitdrukking te brengen dat het vereiste dat geen sprake is van een commercieel oogmerk, ziet op het gebruik dat door de natuurlijke persoon van de kopie wordt gemaakt (rov. 3.4.1). Daarbij leidt de Hoge Raad uit de rechtspraak van het HvJEU af dat tussenkomst van een commercieel handelende derde op zichzelf niet maakt dat géén sprake is van een thuiskopie (rov. 3.4.2). Hij verwijst naar de arresten VCAST, Ocilion en Austro-Mechana/Strato. Wel doet deze rechtspraak volgens de Hoge Raad de vraag rijzen of ook het maken van offline streaming copies kan worden gezien als het “door een natuurlijke persoon maken van een reproductie voor privédoeleinden met behulp van door een commercieel handelende derde ter beschikking gestelde technische of andere middelen (zoals een app op het apparaat van de natuurlijke persoon) waarmee de reproductie kan worden gemaakt” (en dus kan worden aangemerkt als een thuiskopie).

De Hoge Raad wijst verder op art. 5 lid 5 Auteursrechtrichtlijn (rov. 3.4.3). Daarin is de driestappentoets opgenomen. Aan de driestappentoets moet worden voldaan bij de toepassing van excepties en beperkingen op het auteursrecht, zoals de thuiskopie-exceptie. De uitzonderingen mogen (i) alleen in bepaalde bijzondere gevallen worden toegepast, (ii) daarbij mag geen afbreuk worden gedaan aan de normale exploitatie van werken of ander materiaal, en (iii) de wettige belangen van de rechthebbende mogen niet onredelijk worden geschaad. De Hoge Raad werpt de vraag op of de driestappentoets zich verzet tegen het aanmerken van een offline streaming copy als thuiskopie. De Hoge Raad merkt op dat voor het antwoord op deze vraag mogelijk nog van belang kan zijn (i) dat bij een offline streaming copy de rechthebbende de controle houdt, en (ii) of de streamingdienstaanbieder een licentievergoeding betaalt per keer dat de copy is afgespeeld (dus geen vergoeding per download). Op basis van deze beide factoren zou geoordeeld kunnen worden dat de rechthebbende in staat is toezicht uit te oefenen op het gebruik dat van zijn werk wordt gemaakt, en dat het toestaan van offline streaming copies behoort tot de normale exploitatie door de rechthebbende, waarvoor de rechthebbende door uitoefening van het reproductierecht van art. 2 Auteursrechtrichtlijn een vergoeding kan bedingen – aldus de Hoge Raad.

Prejudiciële vragen

De Hoge Raad stelt vast dat het HvJEU nog niet heeft beslist of een offline streaming copy valt onder de definitie van een thuiskopie in de Auteursrechtrichtlijn. Over het antwoord op die vraag is bovendien redelijkerwijs twijfel mogelijk. De Hoge Raad zal daarom prejudiciële vragen stellen aan het HvJEU. Deze vragen zijn (kort samengevat):

  1. Kan een offline streaming copy, mede gelet op de driestappentoets, worden aangemerkt als een thuiskopie in de zin van de Auteursrechtrichtlijn?
  2. Verzetten de doelstellingen van de Auteursrechtrichtlijn zich tegen een nationale regeling op grond waarvan offline streaming copies geen thuiskopieën zijn?
  3. Is voor het antwoord op deze vragen het nog van belang of de rechthebbenden (a) een vergoeding ontvangen per gemaakte offline streaming copy, of (b) een vergoeding ontvangen gebaseerd op het aantal keren dat een offline streaming copydoor de gebruiker van de streamingdienst wordt afgespeeld?

Afdoening

De Hoge Raad verzoekt het HvJEU over de geformuleerde vragen uitspraak te doen. Het stellen van prejudiciële vragen werd ook geadviseerd door A-G Van Peursem (De Thuiskopie/HP c.s. en SONT/HP c.s.).

SONT wordt in deze procedure bijgestaan door Sikke Kingma en Maartje Möhring.

Cassatieblog.nl

Share This