HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:346 (Reaal/Same Deutz c.s.)

De beslissing van het HvJEU in het arrest Kainz/Pantherwerke ziet op de vaststelling van het Handlungsort in geval van productaansprakelijkheid. Het arrest laat onverlet dat het ter keuze van de eiser staat of hij de verweerder oproept voor de rechter van het Handlungsort of het Erfolgsort.

Art. 5 sub 3 EEX-Vo[1] verklaart ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad bevoegd het gerecht van de plaats waar het “schadebrengende feit” zich heeft voorgedaan (bij wijze van uitzondering op de hoofdregel dat het gerecht van de woonplaats van de verweerder bevoegd is; zie art. 2 EEX-Vo). Volgens vaste rechtspraak van het HvJEU kwalificeert als plaats van het schadebrengende feit zowel de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis (het “Handlungsort”) als de plaats waar de schade is ingetreden (het “Erfolgsort”). Dit betekent dat bij verbintenissen uit onrechtmatige daad de verweerder ter keuze van de eiser kan worden opgeroepen voor de rechter van hetzij het Handlungsort, hetzij het Erfolgsort (zie bijv. HvJEG 30 november 1976, zaaknr. 21/76, NJ 1977/494 (Kalimijnen)).

In deze zaak gaat het om een aanrijding op een spoorwegovergang bij Coevorden. Een passagierstrein was daar in botsing gekomen met een tractor waarvan de motor tijdens het oversteken van de spoorwegovergang plotseling was uitgevallen. De tractor was geproduceerd door de Duitse firma Same Deutz en kort voor de aanrijding gerepareerd in Duitsland (onder fabrieksgarantie) door verweerster sub 2. NS en Prorail, die door het ongeval schade (aan trein en spoorwegbeveiliging) hebben geleden, hebben hun betreffende vordering gecedeerd aan Reaal, de verzekeraar van de eigenaar van de tractor. Reaal stelt in dit geding in haar hoedanigheid van cessionaris Same Deutz en de Duitse reparateur uit onrechtmatige daad (en Same Deutz tevens uit hoofde van productaansprakelijkheid) aansprakelijk voor de door NS en Prorail geleden schade.

Same Deutz c.s. hebben een bevoegdheidsincident opgeworpen, stellende dat niet de Nederlandse, maar de Duitse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.

Anders dan de rechtbank honoreerde het hof dit incident. Daartoe baseerde het hof zich op het arrest Kainz/Pantherwerke (HvJEU 16 januari 2014, zaaknr. C-45/13, ECLI:EU:C:2014:7, NJ 2014/365). Daarin oordeelde het HvJEU dat, indien de vordering berust op productaansprakelijkheid, als plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis moet worden aangemerkt de plaats waar het betrokken product is vervaardigd. Op basis van dit arrest oordeelde het hof in de onderhavige zaak dat, nu de vordering deels op productaansprakelijkheid was gebaseerd, uitsluitend de Duitse rechter, als rechter van de plaats waar de tractor was vervaardigd, bevoegd zou zijn.

Dit oordeel houdt in cassatie geen stand. De Hoge Raad stelt, in navolging van de conclusie van A-G Vlas, voorop dat ingevolge art. 5 sub 3 EEX-Vo ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad de verweerder ter keuze van de eiser kan worden opgeroepen voor de rechter van het Handlungsort of het Erfolgsort (r.o. 4.2.2). Aansluitend bespreekt hij de rechtspraak van het HvJEU over de vaststelling van het Handlungsort en het Erfolgsort bij productaansprakelijkheid (r.o. 4.2.3). Volgens die rechtspraak is het Erfolgsort bij productaansprakelijkheid de “plaats waar de initiële schade is ingetreden bij het normale gebruik van het product voor het doel waarvoor het is bestemd” (HvJEU 16 juli 2009, zaaknr. C-189/08, ECLI:EU:C:2009:475, NJ 2011/349 (Zuid-Chemie/Philippo’s). Het Handlungsort bij productaansprakelijkheid is de “plaats waar het betrokken product is vervaardigd” (HvJEU Kainz/Pantherwerke).

Hieruit volgt dat het hof heeft miskend dat de mogelijkheid dat het Handlungsort in casu in Duitsland is gelegen, niet afdoet aan de bevoegdheid van de Nederlandse rechter als rechter van het Erfolgsort (nu de aanrijding in Nederland plaatsvond). De Nederlandse rechter komt dus op grond van art. 5 sub 3 EEX-Vo bevoegdheid toe, zowel voor de vordering van Reaal uit hoofde van onrechtmatige daad als voor haar vordering uit hoofde van productaansprakelijkheid (r.o. 4.3).

De Hoge Raad vernietigt het bestreden arrest en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Daarmee is het bevoegdheidsincident van tafel en kan in de hoofdzaak worden doorgeprocedeerd (voor de Nederlandse rechter).

Reaal is in cassatie bijgestaan door Karlijn Teuben en Kasper Jansen, en in feitelijke instanties door Peter Knijp.

[1] De EEX-Vo (Verordening (EG) nr. 44/2001) is met ingang van 10 januari 2015 vervangen door de “herschikte” EEX II-Verordening (Verordening (EU) nr. 1215/2012). Art. 7 sub 2 EEX II-Vo is materieel gelijkluidend aan art. 5 sub 3 EEX-Vo.

Cassatieblog.nl

Share This