HR 19 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:642
Centrale vraag is of een Russische vennootschap die is onderworpen aan de EU-sancties tegen Rusland, de vergader- en stemrechten kan uitoefenen die zijn verbonden aan door haar gehouden certificaten van aandelen in een Nederlandse kapitaalvennootschap. Volgens de Hoge Raad bestaat daarover redelijke twijfel. De Hoge Raad wil daarom prejudiciële vragen stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) over de uitleg van Verordening 269/2014.
Verordening 269/2014: sanctieverordening tegen Rusland
Verordening 269/2014 is tot stand gekomen in reactie op de schending van de Oekraïense soevereiniteit en territoriale integriteit door de Russische Federatie en trad in werking op 17 maart 2014. De verordening strekt mede tot bevriezing van de tegoeden en economische middelen van bepaalde personen die verantwoordelijk zijn voor acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen, en van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die daarbij betrokken zijn. Met deze beperkende maatregelen wordt beoogd druk uit te oefenen op de Russische autoriteiten, zodat een einde komt aan hun acties en beleidsmaatregelen die Oekraïne destabiliseren.
Bijlage I bij Verordening 269/2014 bevat een (sanctie)lijst met daarin natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen die zijn onderworpen aan de beperkende maatregelen.
Betrokken partijen
SBK – eiseres tot cassatie – is een indirecte dochteronderneming van Sberbank of Russia. Via Sberbank heeft SBK een belang gekregen in de Fortenova-groep, een van de grootste bedrijven van Zuidoost-Europa en actief in detailhandel, voedselproductie en landbouw. Fortenova Group STAK Stichting – verweerster in cassatie (kortweg: STAK) – geeft de certificaten van aandelen in Fortenova Group TopCo B.V. uit. SBK houdt 41,82% van die certificaten.
Op grond van art. 14.1 en 14.2 van de administratievoorwaarden van STAK is het alle certificaathouders met stemrecht toegestaan, in persoon of via een gevolmachtigde, de vergadering van certificaathouders bij te wonen en toe te spreken, en geeft elk certificaat recht op één uit te brengen stem.
Sberbank en SBK op de sanctielijst
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1270 van de Raad van 21 juli 2022 is Sberbank toegevoegd aan de sanctielijst. Dat treft ook SBK als (indirecte) dochteronderneming van Sberbank. Dat heeft tot gevolg dat ook alle tegoeden die toebehoren aan, eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van SBK worden bevroren. Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/2476 is SBK zelf toegevoegd aan de sanctielijst.
Op 9 augustus 2022 heeft het bestuur van STAK de certificaathouders uitgenodigd voor de vergadering van certificaathouders op 18 augustus 2022 te Amsterdam. Daarbij heeft het bestuur aangekondigd dat gesanctioneerde certificaathouders zijn uitgesloten van het uitoefenen van hun rechten verbonden aan de certificaten, waaronder het stemmen op de vergadering van certificaathouders, en dat de stemrechten van gesanctioneerde partijen daarom buiten beschouwing zullen worden gelaten. STAK agendeert voor de vergadering diverse besluiten.
SBK heeft getracht zowel elektronisch als fysiek ter vergadering van 18 augustus 2022 haar stemrechten verbonden aan haar certificaten uit te oefenen. Dat wordt geweigerd. Op 18 augustus 2022 heeft STAK aan SBK laten weten dat STAK gehouden is de Europese en Amerikaanse sancties na te leven, dat SBK daarom niet mag stemmen en een door SBK uitgebrachte stem niet mag worden erkend.
SBK legt zich daarbij niet neer.
Vragen in cassatie: kan SBK aan haar certificaten verbonden vergader- en stemrechten uitoefenen als gesanctioneerde partij?
Uit art. 1, aanhef en onder g (iii), van Verordening 269/2014 volgt dat de door SBK gehouden certificaten van aandelen in Fortenova TopCo “tegoeden” zijn in de zin van de verordening. Deze certificaten van aandelen zijn daarom op grond van art. 2 lid 1 Verordening 269/2014 bevroren.
In deze zaak staat centraal de vraag of deze bevriezing betekent dat SBK de aan deze certificaten van aandelen verbonden vergader- en stemrechten niet kan uitoefenen. Daarbij rijst ook de vraag of daarbij van belang zijn de aard en inhoud van het geagendeerde besluit, en of de gesanctioneerde certificaathouder vóór of tegen dit besluit wil stemmen.
De Hoge Raad stelt voorop dat Verordening 269/2014 uniform en autonoom moet worden uitgelegd. De betekenis van gebezigde begrippen in deze verordening kan niet afhankelijk zijn van de uitleg van nationaal recht (rov. 3.4.1). Vervolgens overweegt de Hoge Raad dat het begrip “bevriezing van tegoeden” in Verordening 269/2014 zeer ruim is gedefinieerd en daarmee wordt beoogd om de handelingen die met betrekking tot bevroren tegoeden kunnen worden verricht, zo veel mogelijk te beperken (rov. 3.4.2).
De Hoge Raad signaleert evenwel dat de voorkoming van het uitoefenen van vergader- en stemrechten verbonden aan (certificaten van) aandelen niet uitdrukkelijk is opgenomen in de omschrijving van “bevriezing van tegoeden” in art. 1, aanhef en onder f, Verordening 269/2014 (rov. 3.4.2). De tekst van art. 1, aanhef en onder f, Verordening 269/2014 geeft daarom geen uitsluitsel over de vraag of een bevriezing van tegoeden in geval van certificaten van aandelen inhoudt dat geen gebruik mag worden gemaakt van de aan de certificaten van aandelen verbonden vergader- en stemrechten, aldus de Hoge Raad.
Vervolgens bespreekt de Hoge Raad aanwijzingen vóór en tegen een uitleg van Verordening 269/2014, dat bevriezing van (certificaten van) aandelen de uitoefening van de bijbehorende vergader- en stemrechten verhindert. Vóór pleit onder meer dat de sancties ruim en met het grootst mogelijke effect worden opgelegd en de Europese Commissie daarop gerichte uitlatingen heeft gedaan, die echter niet bindend zijn (rov. 3.4.3-3.5.2). Tegen pleit het principe dat de door de sanctiemaatregelen veroorzaakte nadelen niet onevenredig mogen zijn aan de nagestreefde doelen en dat er mogelijk alternatieve, minder vergaande wijzen van beperking van rechten van certificaathouders zijn met een vergelijkbaar effect (rov. 3.5.3).
Dat brengt de Hoge Raad tot de tussenconclusie dat er redelijke twijfel mogelijk is over het antwoord op de vraag of SBK, als gevolg van de bevriezing van haar certificaten van aandelen, gebruik mag maken van de vergader- en stemrechten die zijn verbonden aan de door haar gehouden certificaten van aandelen (rov. 3.6). De Hoge Raad heeft daarom – hoewel daartoe in dit kort geding geen verplichting bestaat – het voornemen hierover prejudiciële vragen aan het HvJEU voor te leggen. Dat wijkt af van de conclusie van A-G Assink, die daarvoor geen aanleiding zag en meent dat Verordening 269/2014 in de weg staat aan toelating van SBK tot certificaathoudersvergaderingen en uitoefening door SBK van het aan haar certificaten verbonden stemrecht.
De Hoge Raad geeft partijen eerst nog gelegenheid om te reageren op het voornemen van de Hoge Raad prejudiciële vragen te stellen en op de door hem geformuleerde vragen (rov. 5-7). Wordt vervolgd dus.