HR 28 september 2012, LJN BX7462 

Waar het hof had vastgesteld dat het gebruik van de softwareapplicatie financieel aan de bewindvoerder ten goede komt en de applicatie niet nodig is om het bewind over de goederen van de rechthebbende te voeren, kon het hof oordelen dat het sluiten van een overeenkomst ten behoeve van het gebruik van deze applicatie niet als een beheersdaad kan worden gezien.

Dit is de tweede maal dat de kwestie van een overeenkomst ter zake het gebruik van de softwareapplicatie Smart FMS door deze bewindvoerder de Hoge Raad bereikt. De eerste keer is het niet tot een inhoudelijk oordeel gekomen, omdat het hof al googelend het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden (hier besproken op Cassatieblog). Nu, iets meer dan een jaar later, is de Hoge Raad toegekomen aan de kwestie zelf. Waar ging het om?

Bij het afleggen van rekening en verantwoording over een bepaalde periode, had de bewindvoerder vermeld dat hij in 2009 en 2010 ten laste van de rechthebbende bedragen van respectievelijk €60,– en € 120,– had uitbetaald aan een bedrijf ten behoeve van de softwareapplicatie. De kantonrechter had geoordeeld dat deze kosten begrepen dienen te zijn in de ongespecificeerde kantoorkosten, vervat in de bewindvoerdersbeloning. Deze kosten mochten daarom niet nogmaals ten laste van de rechthebbende worden gebracht. Het hof had de beschikking van de kantonrechter op dit punt bekrachtigd.

De Hoge Raad overweegt dat het oordeel van het hof dat het gebruik van de applicatie (financieel) aan de bewindvoerder ten goede komt, feitelijk en niet onbegrijpelijk is. De bewindvoerder had in cassatie niet bestreden dat de applicatie, zoals het hof had overwogen, niet nodig was om het bewind over de goederen van de rechthebbende te voeren. Op grond dit een en ander kon het hof volgens de Hoge Raad zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting tot het oordeel komen dat het sluiten van de overeenkomsten ten behoeve van het gebruik van de Smart FMS-applicatie niet als een beheersdaad kan worden gezien. Daarmee heeft het hof volgens de Hoge Raad  immers tot uitdrukking gebracht dat het sluiten van de overeenkomsten met betrekking tot de applicatie buiten de grenzen van een normale exploitatie van de onder bewind gestelde goederen en daarmee buiten het in art. 1:438 lid 1 BW bedoelde bewind valt. Op dezelfde gronden kan ook niet gesproken worden van een “gewone beheersdaad” die de bewindvoerder ingevolge art. 1:441 lid 2, aanhef en onder a, BW, zonder toestemming van de rechthebbende mag verrichten. Aan dit oordeel staat niet in de weg dat het gebruik van het Smart FMS-systeem (tevens) nuttig en leerzaam voor de rechthebbende kan zijn.

Bewind strekt ertoe kwetsbare meerderjarigen te beschermen. Daarom mogen hoge eisen worden gesteld aan het aannemen van stilzwijgende toestemming van de rechthebbende voor het verrichten van handelingen die op zichzelf buiten het bewind vallen. De door de bewindvoerder aangevoerde omstandigheden, namelijk dat de rechthebbende behoorde tot een groep die collectief was aangesloten op de applicatie, zonder dat hij vooraf op de kosten van het systeem was gewezen, en dat de rechthebbende gebruik maakte van de applicatie, kon het hof volgens de Hoge Raad daarom als onvoldoende aanmerken om van een stilzwijgend gegeven toestemming uit te mogen gaan.

De advocaat-generaal is in onderdeel 2.10 van haar conclusie ingegaan op de vraag of een onderscheid moet worden gemaakt tussen “beheer” in art. 1:438 lid 1 BW en “gewone beheersdaad” in art. 1:441 lid 2 BW. Zij beantwoordde die vraag bevestigend.

Cassatieblog.nl

Share This