Selecteer een pagina

HR 14 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:627

Bij de bepaling van de draagkracht van de alimentatieplichtige zijn in beginsel alle schulden van belang. De opvatting dat schulden wegens achterstallige betaling van kinderalimentatie zich naar hun aard ertegen verzetten dat daarmee bij de vaststelling van de draagkracht rekening wordt gehouden, vindt geen steun in het recht.

Draagkracht en schulden van de alimentatieplichtige

De vaststelling van kinderalimentatie geschiedt op basis van twee grootheden: de behoefte van de kinderen en de draagkracht van de alimentatieplichtige. Bij de bepaling van de draagkracht zijn ook de schulden van de alimentatieplichtige van belang. Dat geldt in beginsel voor alle schulden, ongeacht of zij zijn aangegaan voor of na de echtscheiding. Zie in dat verband bijvoorbeeld HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1843. Als de rechter besluit om met een bepaalde schuld geen rekening te houden bij de bepaling van de draagkracht, moet hij voldoende inzicht geven in de gedachtegang die hem tot dat oordeel heeft geleid. Een reden om geen rekening te houden met een schuld kan zijn dat de schuld na het vaststellen van de onderhoudsplicht onnodig is aangegaan. Zie HR 29 september 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6360.

Achterstallige betaling kinderalimentatie

In deze procedure tot wijziging van de kinderalimentatie gaat het om de vraag of de rechter rekening mocht houden met de schuld van de man aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) wegens achterstallige kinderalimentatie. Deze kinderalimentatie betrof de zoon van partijen en een dochter van de man uit een eerdere relatie. Het hof verdisconteerde deze schuld in de draagkracht van de man.

Tegen dit oordeel komt de vrouw in cassatie op. Zij klaagt in essentie dat deze schuld naar zijn aard buiten de draagkrachtbepaling moet worden gelaten, “nu het niet zo kan zijn dat de draagkracht van de man wordt verminderd vanwege door hem niet betaalde kinderalimentatie” (vgl. onderdeel 2.17 van de conclusie van A-G Rank-Berenschot). Zij vindt met deze klacht geen gehoor bij de Hoge Raad:

“3.5 (…) Voor zover het middel betoogt dat schulden wegens achterstallige (kinder)alimentatie zich naar hun aard ertegen verzetten dat daarmee rekening wordt gehouden bij het bepalen van de draagkracht, is het blijkens het bovenstaande gebaseerd op een onjuiste rechtsopvatting. Evenmin is er grond voor het oordeel dat de rechter steeds dient te motiveren waarom hij rekening houdt met een zodanige schuld bij het vaststellen van de draagkracht. Voorts betoogt het middel niet dat het hof is voorbijgegaan aan door de vrouw aangevoerde stellingen die ertoe strekken dat in het onderhavige geval met de alimentatieschuld geen rekening zou moeten worden gehouden (bijvoorbeeld omdat de man de schuld onnodig zou hebben laten ontstaan).”

Toch wordt de beschikking van het hof vernietigd. Aanleiding daarvoor is dat het hof de draagkracht heeft gebaseerd op gegevens omtrent de alimentatieschuld uit de laatste maanden van 2012. De man heeft echter wijziging verzocht met ingang van 27 december 2011. De beslissing van het hof komt dan in wezen hierop neer dat bij de draagkrachtbepaling rekening is gehouden met de alimentatieschulden die juist in geschil zijn. De Hoge Raad overweegt in dat verband dat bij de beslissing op dit verzoek alleen acht mag worden geslagen in een achterstand in alimentatie tot die datum.

Cassatieblog.nl

Share This