HR 18 juni 2021 ECLI:NL:HR:2021:950

De in art. 798 lid 2 Rv genoemde verwanten behoren tot de personen die een beschermingsmaatregel kunnen verzoeken en daarmee tot degenen die een verzoek kunnen indienen tot ontslag van de curator, bewindvoerder of mentor.

Achtergrond van de zaak

Twee dochters hebben uiteenlopende visies op de wijze waarop de verzorging en begeleiding van hun onder bewind gesteld moeder het beste gestalte kan krijgen. De rechtbank heeft de bewindvoerder A van de moeder ontslagen en de mentor  X tot opvolgend bewindvoerder benoemd. De moeder, de rechthebbende, heeft zich hiermee akkoord verklaard.  Een van de dochters acht het onwenselijk dat bewindvoering en mentorschap in één hand zijn en is in hoger beroep gekomen en heeft onder meer aangevoerd dat zij ten onrechte niet als belanghebbende is opgeroepen in de procedure in eerste aanleg.

Voor de vraag of de dochter is te beschouwen als belanghebbende heeft het Hof Den Haag prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de vraag of een procedure waarin ontslag van een curator, bewindvoerder of mentor aan de orde is, valt onder ‘zaken van curatele, onderbewindstelling of mentorschap’ als bedoeld in art. 798 lid 2 Rv

Prejudiciële vragen

Het hof Den Haag heeft de volgende prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad:

1) Is bij verzoeken tot ontslag van een bewindvoerder of een mentor (en benoeming van een andere) artikel 798 lid 2 Rv van toepassing?
2) Maakt het daarbij verschil of de bewindvoerder/mentor van wie het ontslag wordt verzocht behoort tot de in artikel 1:435 lid 4 BW en artikel 1:452 lid 4 BW bedoelde personen uit de eigen kring van de rechthebbende/betrokkene, dan wel een ander (veelal een professionele bewindvoerder/mentor)?
3) Is voor de beantwoording van de eerste vraag van belang of het verzoek tot ontslag wordt gedaan door de bewindvoerder/mentor zelf of door een van de andere personen, bedoeld in artikel 1:448 lid 2 BW en artikel 1:461 lid 2 BW?
4) Is voor de beantwoording van de eerste vraag van belang of het verzoek strekt tot benoeming van een andere bewindvoerder die behoort tot de in artikel 1:435 lid 4 BW en artikel 1:452 lid 4 BW bedoelde personen uit de eigen kring van de rechthebbende/betrokkene, dan wel een ander (veelal een professionele bewindvoerder/mentor)?
5) In hoeverre geldt voor verzoeken tot ontslag van een curator op grond van artikel 1:385 lid 1 onder d BW hetzelfde?

Beantwoording prejudiciële vragen

Bij de invoering van art. 798 Rv met ingang van 1995 heeft de wetgever het wenselijk geacht in zaken van curatele, onderbewindstelling of mentorschap de kring van belangstellenden uit te breiden ten opzichte van lid 1 van die bepaling. Met de inwerkingtreding per 1 januari 2014 van de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap is de wettelijke regeling van deze beschermingsmaatregelen gelijk getrokken en aangepast. Daarbij de kring van personen die bevoegd is een verzoek te doen tot instelling van een beschermingsmaatregel uitgebreid. Ook zijn de aan deze personen toekomende bevoegdheden verruimd. Tot deze verruiming behoort dat degenen die gerechtigd zijn een beschermingsmaatregel te verzoeken, ook bevoegd zijn het ontslag van de curator, de bewindvoerder of de mentor te verzoeken.

De Hoge Raad beantwoordt de eerste prejudiciële vraag bevestigend: in procedures over ontslag van een bewindvoerder of een mentor en benoeming van een opvolger is art. 798 lid 2 Rv van toepassing. Het voorgaande geldt ook voor verzoeken tot ontslag van een curator op grond van art. 1:385 lid 1 onder d BW (vraag 5). De vragen 2 t/m 4 worden ontkennend beantwoord.

De beantwoording van de prejudiciële vragen is conform de conclusie van A-G de Bock.

Cassatieblog.nl

Share This