HR 31 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:212 (X c.s./Arubags & More N.V.)
Naar Arubaans appelprocesrecht is de appelrechter bevoegd ambtshalve tot vernietiging van de bestreden uitspraak over te gaan, buiten de (eventueel aangevoerde) grieven om (vgl. art. 281a en art. 429q lid 6 RvA). Bij de uitoefening van deze bevoegdheid mag de appelrechter evenwel niet buiten de grenzen van de rechtsstrijd treden. Hij mag evenmin handelen in strijd met het fundamentele beginsel van hoor en wederhoor en partijen niet verrassen met een beslissing, waarmee zij, gelet op het processuele debat, geen rekening behoefden te houden.
Inleiding
In deze Arubaanse IE-inbreukzaak gaat het in cassatie over de vraag of het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Hof) de grenzen van de rechtsstrijd heeft miskend en een ontoelaatbare verrassingsbeslissing heeft gegeven door de toewijzing van Arubags’ vorderingen te baseren op de niet door Arubags aangevoerde grondslag van inbreuk op een aan haar toekomend auteursrecht.
Feiten
Verweerster in cassatie (hierna: Arubags) heeft onder inroeping van twee in Aruba ingeschreven merkrechten, jegens verzoekers in cassatie (hierna: verzoekers) een verbod van merkinbreuk gevorderd, en een aan verzoekers op te leggen verbod tot onrechtmatig handelen. Arubags heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat zij sinds 10 juni 2010 rechthebbende is op een gecombineerd woord-/beeldmerk waarbij gebruik wordt gemaakt van het woord “Aruba” en het concept van het handelsmerk Robin Ruth, en dat verzoekers in hun winkels, zonder toestemming van Arubags, tassen hebben verhandeld die identiek zijn aan tassen die door Arubags worden verkocht.
Oordelen GEA en Hof
Het Gerecht in Eerste Aanleg (hierna: het GEA) heeft de vorderingen van Arubags afgewezen op grond van – kort gezegd – het door verzoekers gestelde eerdere gebruik van het teken “Aruba” door hen, voorafgaand aan het depot door Arubags en de inschrijving als Arubaans merk op naam van Arubags (hierna: merkenrechtelijk voorgebruik).
Het Hof heeft het merendeel van de vorderingen van Arubags toegewezen, en wel op auteursrechtelijke grondslag. Daartoe heeft het Hof overwogen dat Arubags zich in hoger beroep eveneens op een aan haar overgedragen auteursrecht ten aanzien van de Robin Ruth-tassen heeft beroepen en dat de door verzoekers verkochte tassen, behalve wat betreft het Robin Ruth-teken, visueel overeenkomen met de door Arubags verkochte tassen. Het Hof is niet toegekomen aan bewijslevering van merkenrechtelijk voorgebruik en heeft in het midden gelaten of het ingeschreven merk van Arubags voldoende onderscheidend vermogen heeft.
De cassatieklachten
In cassatie klagen verzoekers onder meer dat het hof in strijd met art. 6 EVRM en de artikelen 52 en 128 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Aruba (hierna: RvA) auteursrechtinbreuk aan zijn beslissing ten grondslag heeft gelegd. Verzoekers voeren daartoe aan dat Arubags in hoger beroep uitsluitend een beroep heeft gedaan op een aan haar toekomend merkrecht op tassen. Volgens verzoekers heeft Arubags in haar beroepschrift en pleitnota in appel enkel een beroep gedaan op auteursrecht (niet van Arubags, maar van Avrahami) ter weerlegging van hun verweer dat sprake is van merkenrechtelijk voorgebruik.
Oordeel Hoge Raad
Vooropstelling over Arubaans appelprocesrecht
Bij de beoordeling van de klachten stelt de Hoge Raad in r.o. 3.5.1 van zijn arrest voorop dat naar Arubaans appelprocesrecht de appellant bevoegd is, maar niet verplicht is om grieven aan te voeren (vgl. art. 271 RvA voor de dagvaardingsprocedure, en art. 429o lid 1 RvA voor de verzoekschriftprocedure). De appelrechter is bevoegd ambtshalve tot vernietiging van de bestreden uitspraak over te gaan, buiten de (eventueel aangevoerde) grieven om (vgl. art. 281a voor de dagvaardingsprocedure, en art. 429q lid 6 RvA voor de verzoekschriftprocedure). Deze regels van Arubaans appelprocesrecht houden verband met het ontbreken van verplichte procesvertegenwoordiging in hoger beroep.
Bij de uitoefening van zijn bevoegdheid op de voet van de artikelen 281a en 429q lid 6 RvA mag de appelrechter evenwel niet buiten de grenzen van de rechtsstrijd treden. Hij mag evenmin handelen in strijd met het fundamentele beginsel van procesrecht dat partijen over de wezenlijke elementen die ten grondslag liggen aan de rechterlijke beslissing, voldoende moeten zijn gehoord en niet mogen worden verrast door een beslissing van de rechter waarmee zij, gelet op het verloop van het processuele debat, geen rekening behoefden te houden (vgl. HR 21 december 2001, NJ 2004/34).
Beoordeling van de klachten van verzoekers
De Hoge Raad overweegt in r.o. 3.5.2 dat verzoekers terecht aanvoeren dat Arubags in haar beroepsschrift en pleitnota in appel (weergegeven in de conclusie van Advocaat-Generaal Van Peursem onder 2.12) uitsluitend een beroep heeft gedaan op het auteursrecht op de Robin Ruth-tas ter weerlegging van het verweer van verzoekers dat sprake is van merkenrechtelijk voorgebruik, welk verweer door het GEA was gehonoreerd. Naar het oordeel van de Hoge Raad hebben verzoekers eveneens terecht betoogd dat Arubags zich in haar beroepschrift en in haar pleitnota in appel enkel heeft beroepen op het auteursrecht van Avrahami op de Robin Ruth-tas, en niet op een aan Arubags toekomend auteursrecht.
Gelet op voorgaande overweging met betrekking tot de stellingname van Arubags in hoger beroep, oordeelt de Hoge Raad in r.o. 3.5.3 dat het Hof zowel de grenzen van de rechtsstrijd heeft miskend als een ontoelaatbare verrassingsbeslissing heeft gegeven, doordat het de toewijzing van Arubags’ vorderingen heeft gebaseerd op de niet door Arubags aangevoerde grondslag van inbreuk op een aan haar toekomend auteursrecht.
De Hoge Raad vernietigt – conform de conclusie van de Advocaat-Generaal – het vonnis van het Hof en verwijst het geding naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing.