HR 19 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:57
Cassatieberoep van een tussenuitspraak kan alleen tegelijk met het cassatieberoep van de einduitspraak worden ingesteld (tenzij de rechter tussentijds cassatieberoep heeft opengesteld). De doorbrekingsjurisprudentie vindt hierbij geen toepassing.
Achtergrond
In deze procedure vordert Google dat het Sonos wordt verboden om inbreuk te maken op een octrooi van Google. Het gaat in deze cassatieprocedure echter om processuele verwikkelingen.
- De zaak is aangebracht bij de rechtbank Den Haag, waarna de rechtbank heeft beslist dat kan worden geprocedeerd volgens het Versneld Regime in Octrooizaken. Bij vonnis van 17 maart 2021 heeft de rechtbank Den Haag zich onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de rechtbank Midden-Nederland.
- Het verzoek van Sonos om tussentijds hoger beroep van dit vonnis open te stellen is door de rechtbank afgewezen.
- Toch heeft Sonos tussentijds hoger beroep ingesteld. In dat hoger beroep heeft Sonos incidentele vorderingen ingesteld die ertoe strekken dat het hoger beroep schorsende werking heeft en dat de rechtbank Midden-Nederland niet is gebonden aan de beslissing van de rechtbank Den Haag dat kan worden geprocedeerd volgens het Versneld Regime in Octrooizaken.
- Het hof Den Haag heeft de incidentele vorderingen bij arrest van 27 juli 2021 afgewezen.
- De rechtbank Midden-Nederland heeft vervolgens bij vonnis van 26 januari 2022 de vordering van Google afgewezen. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld bij het hof Arnhem-Leeuwarden.
- Bij arrest van 31 mei 2022 heeft het hof Den Haag Sonos niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 17 maart 2021.
Het cassatieberoep is gericht tegen de arresten van het hof Den Haag van 27 juli 2021 (afwijzing incidentele vorderingen) en 31 mei 2022 (niet-ontvankelijkheid).
Na het instellen van het cassatieberoep is het hof Arnhem-Leeuwarden gevraagd om de procedure stil te leggen vanwege de lopende cassatieprocedure. Dit verzoek heeft het hof Arnhem-Leeuwarden afgewezen.
Cassatieberoep van tussenuitspraken
In de cassatie staat centraal de vraag of het cassatieberoep ontvankelijk is.
In dat verband is van belang of de arresten van het hof Den Haag moeten worden aangemerkt als tussenuitspraken.
Cassatieberoep van een tussenuitspraak kan namelijk op grond van art. 401a lid 2 Rv alleen tegelijk met het cassatieberoep van de einduitspraak worden ingesteld (tenzij de rechter tussentijds cassatieberoep heeft opengesteld). Een tussenuitspraak is een uitspraak waarbij niet in het dictum een einde is gemaakt aan het geding met betrekking tot (een deel van) de vordering. De Hoge Raad verduidelijkt in dit arrest dat de omstandigheid dat in het dictum van de uitspraak een beslissing over de proceskosten is opgenomen, nog niet betekent dat daarmee (in zoverre) sprake is van een einduitspraak.
Tegen uitspraken waarbij een voorlopige voorziening is toegestaan of geweigerd, kan wel cassatieberoep worden ingesteld voordat einduitspraak is gewezen (art. 401a lid 1 Rv). Beslissingen in het kader van de voortgang en instructie van zaak vallen hier echter niet onder. De beslissing over de incidentele vorderingen van Sonos moet in dit geval worden aangemerkt als een beslissing in het kader van de voortgang en instructie van de zaak.
De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep tegen de arresten van het hof Den Haag van 27 juli 2021 en 31 mei 2022 dan ook niet-ontvankelijk. Deze beide arresten zijn tussenarresten, waartegen slechts cassatieberoep kan worden ingesteld tegelijk met het – door het hof Arnhem-Leeuwarden te wijzen – eindarrest, tenzij de rechter anders bepaalt (wat hier niet is gebeurd).
Van belang is daarbij nog dat de zogenoemde doorbrekingsjurisprudentie (op grond waarvan ondanks een rechtsmiddelenverbod onder bepaalde omstandigheden toch een rechtsmiddel kan worden ingesteld) hier geen toepassing vindt. Die jurisprudentie ziet namelijk niet op het geval waarin op zichzelf wel de bevoegdheid bestaat om een rechtsmiddel in te stellen, maar het moment waarop die bevoegdheid kan worden uitgeoefend nog niet is aangebroken. (Zie op dit punt anders de conclusie van A-G Wesseling-van Gent in deze zaak).
Daadwerkelijke proceskosten?
In cassatie was nog gevorderd om een veroordeling in de volledige proceskosten. De Hoge Raad herhaalt dat voor een veroordeling in de werkelijk gemaakte proceskosten alleen kan plaats zijn in buitengewone omstandigheden (zoals misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen). Hierbij past – gelet op het recht op toegang tot de rechter (art. 6 EVRM) – terughoudendheid.