HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2013

In cassatie is alleen plaats voor een veroordeling tot terugbetaling van datgene waartoe een partij in de bestreden uitspraak is veroordeeld, als de Hoge Raad die uitspraak vernietigt en zelf, op de voet van art. 420 Rv, het geding afdoet door de in die uitspraak toegewezen vordering alsnog af te wijzen.

Ongedaanmakingsvordering in hoger beroep…

Wie in hoger beroep komt van een veroordeling, zal vorderen dat het vonnis in eerste aanleg wordt vernietigd en dat de vordering van de eiser alsnog wordt afgewezen. Heeft de appellant intussen al voldaan aan het vonnis in eerste aanleg, bijvoorbeeld: is de schadevergoeding al betaald waartoe de gedaagde is veroordeeld, dan is die prestatie onverschuldigd verricht als het hoger beroep slaagt. De uitspraak in hoger beroep geeft echter nog geen executoriale titel waarmee de gedaagde de eiser kan dwingen tot terugbetaling. Het is daarom verstandig om als appellant ook te vorderen dat de geïntimeerde wordt veroordeeld tot terugbetaling van het betaalde, of algemener: tot ongedaanmaking van datgene wat als gevolg van het vonnis in eerste aanleg is gepresteerd.

Dat mag: zo’n ongedaanmakingsvordering wordt namelijk niet gezien als een eis in reconventie die niet voor het eerst in appel mag worden ingesteld (art. 353 Rv), maar als een rechtstreeks gevolg van de vernietiging door de appelrechter.

…en in cassatie?

In deze zaak had het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba de oorspronkelijk gedaagde veroordeeld tot betaling van een contractuele boete. Die boete had hij inmiddels betaald. In cassatie stelde de gedaagde een terugbetalingsvordering in. De Hoge Raad vernietigde de vonnissen van het hof wegens motiveringsgebreken en verwees de zaak terug naar het hof, maar besliste niet op de terugbetalingsvordering. Daarop vroeg de oorspronkelijk gedaagde om bij aanvullend arrest alsnog de terugbetalingsvordering toe te wijzen. De oorspronkelijk eiser voerde als verweer aan dat op zichzelf denkbaar is dat in cassatie een ongedaanmakingsvordering wordt ingesteld (net zoals dat kan in hoger beroep), maar dat die alleen kan worden toegewezen als de Hoge Raad de zaak zelf af doet en de vordering van de oorspronkelijk eiser door het arrest definitief is afgewezen. Dat deed zich hier niet voor; de zaak moet immers nog inhoudelijk worden beoordeeld door het hof.

De Hoge Raad volgt dit verweer:

“In cassatie is alleen plaats voor een veroordeling tot terugbetaling van hetgeen waartoe een partij in de bestreden uitspraak is veroordeeld, indien de Hoge Raad die uitspraak vernietigt en zelf, op de voet van art. 420 Rv, het geding afdoet door de in die uitspraak toegewezen vordering alsnog af te wijzen. Daarvan is in dit geval geen sprake, nu de Hoge Raad zich ertoe heeft beperkt de bestreden vonnissen van het Gemeenschappelijk Hof te vernietigen, en de zaak naar dat hof heeft teruggewezen ter verdere behandeling en beslissing. Nu de uitkomst van het geding nog niet vaststaat, ontbreekt een grondslag voor toewijzing van de terugbetalingsvordering van [verzoeker]. Deze vordering moet derhalve worden afgewezen.”

De oorspronkelijk eiser in deze zaak is in cassatie bijgestaan door Hans van Wijk en de auteur.

Cassatieblog.nl

Share This