Selecteer een pagina

HR 3 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1224

Het Procesreglement van de Hoge Raad bevat geen fatale termijn voor het instellen van incidenteel cassatieberoep. Het niet in acht nemen van de in het Procesreglement genoemde termijn vormt wel een belangrijke aanwijzing dat het instellen van incidenteel cassatieberoep in strijd is met de eisen van de goede procesorde. Op grond van de omstandigheden kan echter anders worden geoordeeld.

Juridisch kader

Op grond van art. 418a Rv in verbinding met art. 142 Rv heeft de verweerder in cassatie tegen wie verstek is verleend de bevoegdheid om, zolang de einduitspraak nog niet is gedaan, alsnog in het geding te verschijnen. Op grond van art. 410 lid 1 Rv kan bij verweerschrift (voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep worden ingesteld.

Art. 3.1.5.5 van het procesreglement van de Hoge Raad (hierna: Procesreglement) bepaalt dat het bericht dat een advocaat bij de Hoge Raad het tegen een verweerder verleende verstek wenst te zuiveren in het webportaal wordt geplaatst uiterlijk op een vrijdag vóór 10.00 uur. Daarna volgt een voor deze zaak cruciale zin:

“Die vrijdag dient te zijn gelegen ten minste vier weken voorafgaand aan de datum van de schriftelijke toelichting of het pleidooi indien (voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep wordt ingesteld.”

Betekent dit dat na deze termijn van vier weken geen incidenteel cassatieberoep meer kan worden ingesteld?

Hoge Raad: geen fatale termijn

De Hoge Raad geeft eerst een uitleg aan de hiervoor genoemde zin. Volgens hem houdt deze zin niet een tijdstip in waarop het verstek uiterlijk kan worden gezuiverd, maar slechts het moment waarop nog incidenteel cassatieberoep kan worden ingesteld (rov. 3.4.1).

De Hoge Raad verduidelijkt vervolgens dat de wet niet de bevoegdheid geeft om bij procesreglement van de wet afwijkende eisen te stellen aan de termijn waarbinnen incidenteel cassatieberoep kan worden ingesteld. Anders dan A-G Drijber (zie zijn conclusie, onder 5), oordeelt de Hoge Raad dat art. 3.1.5.5 geen fatale termijn is die op straffe van niet-ontvankelijkheid in acht moet worden genomen (rov. 3.4.2).

Het indienen van incidenteel cassatieberoep kan wel in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde. Het niet in acht nemen van de in het Procesreglement genoemde tijdstip vormt daarvoor een belangrijke aanwijzing. Maar op grond van de omstandigheden van het geval kan worden geoordeeld dat het instellen van het incidentele cassatieberoep desondanks niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde (rov. 3.4.2).

Bijzondere omstandigheden

In deze zaak was de datum voor schriftelijke toelichting bepaald op 13 december 2019. Op 15 november 2019 om 12:36 uur (dus 2:36 uur te laat) diende de advocaat van verweerders het bericht in dat het verstek wordt gezuiverd en incidenteel cassatieberoep wordt ingesteld. Hierdoor kwam het incidentele cassatieberoep pas op 22 november 2019 aan de orde (precies een week te laat).

Volgens de Hoge Raad is niet gesteld of gebleken dat eiseres door deze gang van zaken in enig procedureel belang is geschaad. Daar komt nog bij dat eiseres, volgens haar eigen stelling, al op 15 november 2019 op de hoogte is gesteld van het bericht. Eiseres had vanaf dat moment, dus vier weken voorafgaand aan de voor schriftelijke toelichting bepaalde roldatum, via het webportaal van de Hoge Raad inzage in het verweerschrift, houdende incidenteel cassatieberoep (rov. 3.5).

De Hoge Raad acht het instellen van een incidenteel cassatieberoep in deze omstandigheden niet in strijd met de eisen van een goede procesorde. Volgt afwijzing van de vordering in het incident.

Cassatieblog.nl

Share This