HR 27 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:94 (X/Gemeente Utrecht)
Als de schadeloosstelling voor onteigening op een lager bedrag wordt vastgesteld dan het ontvangen voorschot, is de onteigende over het te veel ontvangen voorschot geen wettelijke rente verschuldigd. Eventuele voordelen die uit dat te veel ontvangen voorschot voortvloeien, komen niet voor verrekening met de schadeloosstelling in aanmerking. De Hoge Raad komt daarmee terug van zijn eerdere rechtspraak.
Achtergrond
De gemeente Utrecht heeft grond onteigend in het Utrechtse VINEX-gebied Leidsche Rijn. De vervroegde onteigening werd uitgesproken op 29 juni 2011. De onteigende ontving als voorschot op de schadeloosstelling (conform art. 54i Ow vastgesteld op 90% van het bedrag dat de onteigenaar bij dagvaarding heeft aangeboden) ruim € 2,3 miljoen. Bij eindvonnis bepaalde de rechtbank Midden-Nederland de verschuldigde schadeloosstelling voor de waarde van het onteigende op (ruim) € 1,7 miljoen. Dat betekende dat de onteigende ongeveer € 600.000,- te veel had ontvangen. De onteigende moest van de rechtbank niet alleen dit bedrag terugbetalen (wat op zich voor de hand ligt en door art. 54t lid 3 Ow wordt voorgeschreven), maar ook de wettelijke rente over het te veel ontvangen voorschot. Zoals A-G van Oven in zijn conclusie opmerkt, gaat het om een fors rentebedrag.
Verrekening van voordelen: niet met de werkelijke waarde
In cassatie staat de klacht centraal of de onteigende veroordeeld mag worden tot betaling van die wettelijke rente. De beslissing van de rechtbank Midden-Nederland om de onteigende ook daartoe te veroordelen, was in elk geval in lijn met het arrest HR 24 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ1689, waar de onteigende wel in die wettelijke rente werd veroordeeld. Die uitspraak kwalificeert A-G van Oven in zijn conclusie echter als ‘bedrijfsongeval’ en ook de Hoge Raad neemt er in rov. 4.4.2 afstand van. Deze uitspraak is ook niet goed in te passen in de jurisprudentie over verrekening van voordelen.
Uitgangspunt bij onteigening is namelijk dat de onteigende volledig schadeloos wordt gesteld, en dat de vergoeding hem moet brengen in een vergelijkbare financiële toestand als zonder de onteigening. De vergoeding mag daarom niet lager, maar in beginsel ook niet hoger uitvallen dan zijn werkelijke schade. Voordelen die de onteigende geniet door onteigening, worden daarom verrekend met de vergoeding die hij voor nadelen ontvangt. De onteigende moet wel altijd de (volledige) werkelijke waarde van zijn zaak vergoed krijgen. Voordelen mogen dus niet worden verrekend met de werkelijke waarde, maar slechts met bijkomende schadeposten.
Omdat in onderhavige zaak alleen een vergoeding voor de werkelijke waarde is toegekend, klaagt het cassatiemiddel dan ook terecht dat een eventueel rentevoordeel daarmee niet mocht worden verrekend (rov. 4.4.2).
Hoge Raad gaat om: geen verrekening van rentevoordeel wegens te hoog voorschot
De Hoge Raad bevestigt dus zijn eerdere jurisprudentie dat voordelen uit de onteigening niet met de vergoeding voor de werkelijke waarde mogen worden verrekend. Opmerkelijker is dat de Hoge Raad daarnaast in dit arrest terugkomt van zijn eerdere rechtspraak, en beslist dat rente over het te veel ontvangen voorschot überhaupt niet zo’n te verrekenen voordeel is. Bij de vaststelling van de schadeloosstelling wordt geen rekening gehouden met voordelen die de onteigende eventueel kan genieten uit het achteraf bezien te hoge voorschot dat hem is betaald. De Hoge Raad noemt daarvoor twee redenen.
Ten eerste ligt het vooral in de risicosfeer van de onteigenaar dat het voorschot op een te hoog bedrag is vastgesteld. Het voorschot wordt immers bepaald op 90% van het bedrag dat hij bij dagvaarding heeft aangeboden. Ten tweede zou een onderzoek naar de vraag of en in hoeverre de onteigende voordeel heeft genoten van het te hoge voorschot, nader onderzoek vergen. Dat levert een extra complicatie op, omdat zo’n onderzoek pas kan plaatsvinden als de schadevergoeding is vastgesteld en de procedure op dat moment juist voor afdoening gereed zou liggen. Daarom moet de rechter, als de schadeloosstelling lager uitvalt dan het voorschot, volstaan met veroordeling tot terugbetaling van het verschil.
Wettelijke rente bij verzuim
Wettelijke rente is wel verschuldigd over de periode dat de onteigende in verzuim is met de terugbetaling van het voorschot. Voor verzuim moet de verbintenis tot terugbetaling in de eerste plaats opeisbaar zijn: daarvoor moet de rechter de veroordeling tot terugbetaling hebben uitgesproken. Daarnaast moet de onteigenaar de onteigende in beginsel in gebreke stellen. Ook is mogelijk dat de onteigeningsrechter bepaalt dat het terug te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente na het verstrijken van een redelijke betalingstermijn.
Omdat de gemeente bij pleidooi aanspraak heeft gemaakt op terugbetaling van het te veel ontvangen voorschot, vermeerderd met wettelijke rente, wijst de Hoge Raad de wettelijke rente toe met ingang van veertien dagen na de dag van zijn uitspraak.