Selecteer een pagina

HR 25 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:505

Een tweede hoger beroep tegen hetzelfde vonnis dat tijdig en op de juiste wijze is ingesteld, is in beginsel ontvankelijk en heeft alle rechtsgevolgen die de wet aan een regelmatig ingesteld hoger beroep verbindt. Dit is slechts anders indien het instellen van het tweede hoger beroep in de gegeven omstandigheden in strijd komt met de eisen van een goede procesorde of indien de behandeling daarvan niet te verenigen valt met een beslissing die inmiddels is gegeven in het eerder ingestelde hoger beroep.

Eiser tot cassatie heeft bij dagvaarding van 26 maart 2014 hoger beroep ingesteld tegen een eindvonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 10 maart 2014. In dit hoger beroep is aan eiser op 3 juni 2014 akte niet-dienen verleend wegens het niet tijdig nemen van de memorie van grieven. Omdat een hoger beroep zonder grieven niet-ontvankelijk is, leidde dit tot een arrest van het hof van 1 juli 2014 waarin eiser niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep.

Op het moment van de akte niet-dienen van grieven was echter de (drie maanden)termijn voor het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter nog niet verstreken. Eiser heeft daarom op 6 juni 2014 – dus binnen de appeltermijn, die op 10 juni 2014 verstreek – nogmaals hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in gesteld. Daarmee rees de vraag: mag dat eigenlijk wel?

Het hof vond van niet en verklaarde eiser ook in zijn tweede hoger beroep niet-ontvankelijk. Daartoe overwoog het hof dat met het arrest in het eerste hoger beroep aan de appelinstantie een definitief einde is gekomen, en dat een hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter niet nogmaals kan worden behandeld. Volgens het hof brengt het gesloten stelsel van rechtsmiddelen mee dat van de gewone rechtsmiddelen alleen nog cassatie openstaat.

De Hoge Raad oordeelt echter anders. Eerdere rechtspraak (met name HR juli 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2953, NJ 1999/699 en HR 4 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3061, NJ 2003/418) bood al een aanwijzing dat het instellen van een tweede beroep tegen hetzelfde vonnis niet op voorhand uitgesloten is, en de Hoge Raad bevestigt dat nu uitdrukkelijk: een tweede hoger beroep dat tijdig en op de juiste wijze is ingesteld is in beginsel ontvankelijk. Dit hoger beroep heeft zelfstandige betekenis en heeft alle rechtsgevolgen die de wet aan een regelmatig ingesteld hoger beroep verbindt.

De Hoge Raad noemt twee uitzonderingen op dit uitgangspunt. Ten eerste mag het tweede hoger beroep niet in strijd komen met de goede procesorde. Ten tweede is een tweede hoger beroep niet toelaatbaar indien de behandeling daarvan niet te verenigen valt met een beslissing die inmiddels is gegeven in het eerder ingestelde hoger beroep.

Beide uitzonderingen doen zich echter in deze zaak niet voor. Het tweede hoger beroep van eiser is volgens de Hoge Raad niet in strijd met de eisen van een goede procesorde, nu hij belang had bij dit beroep (in zijn eerste hoger beroep was eiser immers wegens het niet-tijdig dienen van grieven niet-ontvankelijk verklaard), en daarmee geen in dit verband te beschermen processueel belang is geschaad. Evenmin doet zich hier de situatie voor dat behandeling van het tweede hoger beroep niet zou zijn te verenigen met de beslissing die het hof heeft gegeven in zijn arrest in het eerste hoger beroep. In dat eerste hoger beroep was de zaak immers nu juist niet inhoudelijk behandeld omdat eiser niet van grieven had gediend.

Eiser is in cassatie bijgestaan door Karlijn Teuben en in feitelijke instanties door Dominique Rijnbout.

Cassatieblog.nl

Share This