HR 20 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1904
Voor dwangsommen geldt een korte verjaringstermijn van zes maanden. Die termijn wordt gestuit door het instellen van een eis of een andere daad van rechtsvervolging die in de vereiste vorm geschiedt. Daarvan is in beginsel geen sprake als een dwangsomschuldenaar ter zake van de dwangsommen een executiegeschil aanhangig maakt. Een vonnis waarbij op dit executiegeschil wordt beslist, is ook niet een uitspraak zoals bedoeld in art. 3:324 lid 1 BW en maakt niet dat de daar genoemde verjaringstermijn van twintig jaar op de dwangsommen van toepassing is.