HR 27 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:95 (S’Energy B.V. / Delta N.V. c.s.)
Voor een beroep op vernietiging wegens misbruik van omstandigheden is niet vereist dat degene die zich op de vernietiging beroept door het aangaan van de overeenkomst is benadeeld; wel is vereist dat hij zonder het misbruik van omstandigheden de overeenkomst niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten.
S’Energy en Delta participeerden in de joint venture Sunergy Investco. Omdat op een gegeven moment onenigheid tussen partijen is ontstaan, zijn zij in onderhandeling getreden om uit elkaar te gaan. Als resultaat hiervan is een vaststellingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan S’Energy haar aandelen in de joint venture heeft verkocht aan Delta. In de conceptversie van de overeenkomst was een kwijtingsbepaling opgenomen. Die bepaling is op verzoek van S’Energy gewijzigd. S’Energy heeft daarbij aan haar toenmalige advocaat aangegeven “de deur op een kier” te willen houden om later op grond van misbruik van omstandigheden (art. 3:44 lid 4 BW) de vernietiging van de vaststellingsovereenkomst te kunnen vorderen. De toenmalige advocaat heeft dit toen afgeraden.
In cassatie is van belang art. 3 van de vaststellingsovereenkomst, waarin finale kwijting is verleend. S’Energy heeft betoogd dat Delta jegens haar schadeplichtig is voor de gang van zaken rond de joint venture en daarom (i) vernietiging van art. 3 van de vaststellingsovereenkomst gevorderd, dan wel (ii) een verklaring voor recht dat een eventueel beroep van Delta op die bepaling in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, en (iii) veroordeling van Delta tot vergoeding van de schade, op te maken bij staat. Het hof komt in een tussenarrest van 24 juni 2014 tot het oordeel dat inderdaad sprake is van misbruik van omstandigheden. Het overweegt daartoe onder meer:
“3.6 (…) Alvorens hierop nader in te gaan merkt het hof nog het volgende op. Voor een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden is niet nodig dat de omstandigheden in kwestie zijn ontstaan als gevolg van (laakbaar) handelen van Delta. Ook als de omstandigheden buiten haar toedoen bestonden en/of zijn ontstaan is het maken van misbruik daarvan mogelijk. Dat betekent, dat het debat op het punt van de vraag of en zo ja in hoeverre bedoelde drooglegging, afhankelijkheid en drukmiddelen door Delta zijn veroorzaakt in dit kader onbesproken kan blijven. (…)
3.10 (…) In het gegeven dat S’Energy genoegen heeft moeten nemen met een te lage prijs heeft zij reeds toen misbruik gezien. De instructie aan haar advocaat om met een enkel woord een achterdeurtje open te laten voor een beroep op misbruik van omstandigheden (dat, terecht, door die advocaat is ontraden) is gegeven in het licht van de weigering van Delta om in gesprek te gaan over de door S’Energy redelijk geachte uitkoopprijs, die aanmerkelijk hoger lag (€ 95 miljoen dan wel € 50 miljoen) dan de uiteindelijk overeengekomen prijs van € 32 miljoen.
Het in 3.9 genoemde recht van Delta om haar eigen belangen te behartigen en die in voorkomend geval te laten prevaleren boven die van S’Energy neemt niet weg dat Delta ook rekening had te houden met de belangen van S’Energy als haar joint venture partner. Het slechts willen betalen van een prijs die, ten opzichte van de waarde die het aandelenpakket van S’Energy in februari 2009 vertegenwoordigde, zoveel lager was dat het verschil in redelijkheid zakelijk niet verklaarbaar of gerechtvaardigd was, in de wetenschap dat S’Energy op dat moment geen reële alternatieven had, zal naar het oordeel van het hof misbruik van omstandigheden opleveren, zodat het beroep op vernietiging van de kwijtingsclausule, die S’Energy in beginsel belet om daarover een -deze- procedure te voeren, dan slaagt.”
Zowel S’Energy als Delta hebben tussentijds cassatieberoep ingesteld tegen (onder meer) het tussenarrest van het hof van 24 juni 2014; de Hoge Raad behandelt de zaken gevoegd. Alvorens over te gaan tot een beoordeling van deze zaak, brengt de Hoge Raad het uitgangspunt in herinnering dat misbruik van omstandigheden volgens art. 3:44 lid 4 BW aanwezig is als iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden. Onder verwijzing naar zijn eerdere rechtspraak (NJ 1996/320, NJ 2001/159 en NJ 2009/398) vervolgt de Hoge Raad (i) dat het bij de beoordeling hiervan aankomt op alle omstandigheden die een rol hebben gespeeld; (ii) dat niet is vereist dat degene die zich op vernietiging beroept door het aangaan van de overeenkomst is benadeeld (vgl. ook de beide conclusies van A-G Wesseling-van Gent, onder nr. 4.7), en (iii) dat wel is vereist dat hij zonder het misbruik van omstandigheden de overeenkomst niet of niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten.
S’Energy had in cassatie onder meer geklaagd dat in de hiervoor geciteerde passage uit het oordeel van het hof (rov. 3.6 jo. 3.10) besloten ligt dat bij de vraag of sprake is van misbruik van omstandigheden het er uitsluitend of met name om gaat of sprake is van nadeel. De Hoge Raad overweegt dat het hof dit inderdaad niet beslissend mocht achten en dat het hof in verband daarmee niet buiten beschouwing mocht laten of de door het hof genoemde omstandigheden zijn veroorzaakt door al dan niet laakbaar handelen van Delta. De Hoge Raad vervolgt:
“4.1 (…) Voor het antwoord op de vraag of Delta c.s. misbruik hebben gemaakt van de omstandigheden waarin S’Energy verkeerde, kan immers ook een rol spelen of Delta c.s. die omstandigheden hebben veroorzaakt en – indien dat het geval is – of Delta c.s. daarvan een verwijt kan worden gemaakt. Na verwijzing zal dit zo nodig alsnog moeten worden onderzocht (…).”
Ook het cassatieberoep van Delta slaagt. De Hoge Raad overweegt dat de motivering die het hof aan zijn oordeel heeft gegeven er onvoldoende blijk van geeft dat het alle omstandigheden bij het aangaan van de overeenkomst in zijn beoordeling heeft betrokken. Bovendien zijn essentiële stellingen van Delta daarbij gepasseerd.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden arresten en verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing.