Selecteer een pagina

HR 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:437

Bij (gestelde) verschillen tussen de wettelijke klachtplicht en een contractuele meldingsplicht, moet door de rechter kenbaar worden beslist op zowel het beroep op de wettelijke klachtplicht als het beroep op de contractuele mededelingsplicht. 

De achtergrond van de zaak

Tussen Equihold en Capgemini is een overeenkomst gesloten over de levering van software door Capgemini. Over de uitvoering van die overeenkomst ontstaat een geschil.

In deze procedure wordt een verklaring voor recht gevorderd dat Capgemini wanprestatie heeft gepleegd.

De rechtbank heeft de vordering afgewezen. Het hof heeft in een tussenarrest kenbaar gemaakt behoefte te hebben aan voorlichting door een deskundige over de vraag of er bij Capgemini sprake was van blijvende onmogelijkheid tot nakoming. In dat kader heeft het hof in het tussenarrest een aantal geschilpunten tussen partijen beslecht.

Er is verlof verleend voor tussentijds cassatieberoep. Dat ging niet zonder slag of stoot: het hof had (i) partijen op 22 december 2020 een afschrift verstrekt van een arrest waarin het verlof werd verleend, (ii) op de rol van diezelfde dag aangetekend dat géén arrest was gewezen en (iii) vervolgens bij brief van 27 januari 2021 (nadat het cassatieberoep was ingesteld) laten weten dat géén verlof werd verleend. De Hoge Raad besliste in het ontvankelijkheidsincident dat onder die omstandigheden ervan moet worden uitgegaan dat wél verlof is verleend (zie CB 2022-17).

Beslissing van de Hoge Raad

Nu beslist de Hoge Raad inhoudelijk op het cassatieberoep. Naar het oordeel van de Hoge Raad is het arrest van het hof op een drietal punten onvoldoende gemotiveerd.

Zo is het hof ervan uitgegaan dat stellingen van Capgemini betrekking hadden op de periode nádat Capgemini volgens Equihold tekort zou zijn geschoten, terwijl uit de procestukken blijkt dat die stellingen betrekking hadden op de periode daarvóór. Ook heeft het hof beslist dat ter gelegenheid van het pleidooi een stelling onweersproken was gelaten, terwijl die stelling zowel voorafgaand aan het pleidooi als tijdens het pleidooi wel degelijk was weersproken.

Daarnaast is het hof niet kenbaar ingegaan op het beroep van Capgemini op de contractuele meldingsplicht die in haar algemene voorwaarden was opgenomen. Capgemini heeft zich in deze procedure namelijk zowel beroepen op de wettelijke klachtplicht (art. 6:89 BW), als op de contractuele meldingsplicht die in haar algemene voorwaarden was opgenomen. Daarbij heeft Capgemini ook gewezen op de verschillen tussen de wettelijke klachtplicht en de contractuele meldingsplicht. Het hof is in zijn arrest vervolgens alleen kenbaar ingegaan op het beroep op de wettelijke klachtplicht, maar niet op het beroep op de contractuele meldingsplicht. Het oordeel van het hof is (ook) om die reden onvoldoende gemotiveerd, zo oordeelt de Hoge Raad.

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst het geding naar een ander hof ter verdere behandeling en beslissing. Hiermee gaat de Hoge Raad contrair aan de conclusie van A-G De Bock.

Cassatieblog.nl

Share This