Selecteer een pagina

HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:835

(i) Groothandel is een dienst in de zin van de Dienstenrichtlijn. De toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn is daarbij niet afhankelijk van de in het specifieke geval verrichte activiteiten.
(ii) Of informatie gemakkelijk elektronisch toegankelijk is als bedoeld in art. 6:230c, aanhef en onder 3, BW, hangt af van de omstandigheden van het concrete geval. Als de informatie zonder noemenswaardige inspanning gevonden kan worden gevonden op of via de website waarnaar is verwezen, moet worden aangenomen dat de informatie gemakkelijk elektronisch toegankelijk is. 

De achtergrond van het geschil

Deze zaak gaat om een geschil tussen een groothandel en een ondernemer. De groothandel en de ondernemer hebben een zakelijke relatie, op grond waarvan door de groothandel vlees aan de ondernemer is geleverd. Tussen partijen is een geschil ontstaan over de betaling.

In cassatie spitst het geschil zich toe op de vraag of een groothandel kan worden aangemerkt als een ‘dienstverrichter’ in de zin van art. 6:230a BW (de implementatie van art. 4 van de Dienstenrichtlijn). Het antwoord op die vraag is van belang omdat op dienstverrichters op grond van de wet verschillende verplichtingen rusten.

Het hof heeft beslist dat de groothandel geen dienstverrichter is, omdat tussen de groothandel en de klant steeds koopovereenkomsten zijn gesloten. In cassatie wordt over dit oordeel geklaagd.

Het oordeel van de Hoge Raad

De Hoge Raad wijst allereerst op de wettelijke definitie van een dienstverrichter: een natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of een rechtspersoon, die in een lidstaat is gevestigd en die een dienst aanbiedt of verricht. Van een dienst is sprake bij een economische activiteit die gewoonlijk tegen een vergoeding geschiedt. Uit de overwegingen bij de Dienstenrichtlijn volgt dat de diensten waarop de richtlijn betrekking heeft zeer diverse, voortdurend veranderende, activiteiten betreffen en dat de vraag of bepaalde activiteiten een dienst zijn per geval moet worden beoordeeld in het licht van alle kenmerken van die activiteiten. Als een van de voorbeelden van een dienst wordt daarbij in de Dienstenrichtlijn de distributiehandel genoemd, zo benadrukt de Hoge Raad.

Vervolgens wijst de Hoge Raad op het arrest Appingedam van het HvJEU. In dat arrest heeft het HvJEU – onder verwijzing naar de hiervoor genoemde definities en overwegingen uit de Dienstenrichtlijn – beslist dat detailhandel in goederen als schoenen en kleding een dienst is in de zin van de Dienstenrichtlijn. De Hoge Raad overweegt tegen deze achtergrond:

“De overwegingen van het HvJEU die hebben geleid tot het oordeel dat detailhandel een dienst in de zin van de Dienstenrichtlijn is, laten er redelijkerwijs geen twijfel over bestaan dat ook groothandel zo’n dienst is (…). De toepasselijkheid van de Dienstenrichtlijn is niet afhankelijk van de door eiseres in dit geval specifiek verrichte activiteiten.”

De Hoge Raad vernietigt dan ook het arrest van het hof, en verwijst de zaak naar een ander hof ter verdere behandeling en beslissing.

De beslissing van de Hoge Raad betekent dat de groothandel moet voldoen aan de wettelijke verplichtingen die op dienstverrichters rusten. Een van die verplichtingen is de verplichting om de algemene voorwaarden te verstrekken of toegankelijk te maken op een van de in art. 6:230c BW genoemde manieren. Het gaat dan om (i) het verstrekken van de algemene voorwaarden, (ii) het gemakkelijk toegankelijk maken van de algemene voorwaarden op de plaats waar de dienst wordt verricht of de overeenkomst wordt gesloten, (iii) het gemakkelijk elektronisch toegankelijk maken van de algemene voorwaarden op een door de dienstverrichter meegedeeld adres of (iv) het opnemen van de algemene voorwaarden in alle door de dienstverrichter verstrekte documenten waarin de diensten in detail worden omschreven.

Of in dit geval door de groothandel aan deze verplichting is voldaan, kan na cassatie verwijzing aan de orde komen. De Hoge Raad overweegt met het oog op het geding na verwijzing nog wel het volgende:

“Eiseres heeft op haar facturen vermeld dat haar algemene voorwaarden kunnen worden ingezien op haar website (…). Het antwoord op de vraag of de algemene voorwaarden daarmee gemakkelijk elektronisch toegankelijk zijn als bedoeld in art. 6:230c, aanhef en onder 3, BW, is afhankelijk van de omstandigheden van het concrete geval. Indien de algemene voorwaarden zonder noemenswaardige inspanning gevonden kunnen worden op of via de website waarnaar op de facturen is verwezen, moet worden aangenomen dat de algemene voorwaarden gemakkelijk elektronisch toegankelijk zijn.”

De uitspraak van de Hoge Raad is in lijn met de conclusie van plaatsvervangend Procureur-Generaal Wissink.

Cassatieblog.nl

Share This