HR 6 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1298

In dit arrest buigt de Hoge Raad zich over de vraag hoe het verzekerd belang moet worden beoordeeld ingeval er sprake is van een zogenaamde accresclausule. Voor een goed begrip van dit arrest is het van belang om te weten dat een accresclausule als doel heeft om de te lage basisdekking bij onverwachte ontwikkelingen goed te maken. Bij onderverzekering in geval van een accresclausule is beslissend de verhouding tussen het verzekerd belang ten tijde van de schadeveroorzakende gebeurtenis en de verzekerde som.

Feiten

Sauna Peize heeft in 2001 bij Interpolis een verzekering afgesloten tegen het risico van brandschade aan bedrijfsgebouwen en bedrijfsmiddelen, en tegen het risico van bedrijfsstagnatie bij brand. Rabobank heeft hierbij als assurantietussenpersoon opgetreden. In oktober 2004 is de verzekering verlengd. De verzekerde som voor de bedrijfsgebouwen was € 3.500.000,- en voor bedrijfsschade (over een periode van 104 weken) € 2.459.488,-. De verzekering ter zake van bedrijfsschade kende een accresclausule van 30%, op grond waarvan het verzekerd belang tot maximaal 30% boven de verzekerde som vergoed wordt.

Op 1 juni 2005 heeft er een bespreking plaatsgevonden tussen de vertegenwoordigers van Sauna Peize en Rabobank. Van die bespreking heeft Rabobank verslag gemaakt en toegezonden aan Sauna Peize. In dat verslag wordt – kort gezegd – opgemerkt dat Sauna Peize sterk aanstuurt op vergroting van de omzet. Verder is opgemerkt dat uit de overgelegde omzetcijfers de omzetstijging in het tweede kwartaal van 2005 tot een toename van het aantal bezoekers zou leiden en toename van de gemiddelde besteding per bezoeker. Op 3 augustus 2005 heeft er nogmaals een gesprek plaatsgevonden tussen Rabobank en Sauna Peize. Bij brief van 8 augustus 2005 heeft Rabobank aan Sauna Peize een samenvatting gestuurd van dat gesprek. In die brief is – kort gezegd – opgemerkt dat uit de ontvangen exploitatieoverzicht van Sauna Peize blijkt dat de omzet in het 1e halfjaar van 2005 hoger lag dan in dezelfde periode van 2004. Rabobank merkte in die brief verder op dat daarmee de eerdere stelling van Sauna Peize wordt onderbouwd, inhoudende dat het vanaf maart 2005 beter zou gaan.

Op 7 juni 2005 heeft in het saunabedrijf van Sauna Peize brand gewoed met als gevolg schade aan een van de bedrijfsgebouwen, aan bedrijfsmiddelen, alsmede schade als gevolg van bedrijfsstagnatie. De schade-expert van Sauna Peize heeft vervolgens in overleg met de eigen schade-expert van Interpolis de schade geregeld. De twee experts hebben een “Akte van Taxatie” opgesteld, waarin de verzekerde schadeposten en gedekte kosten tezamen belopen tot een bedrag van € 5.471.034. De schade aan gebouwen is vastgesteld op € 2.002.955 en de bedrijfsschade op € 2.889.277. In dat rapport is daarbij vermeld dat sprake is van onderverzekering voor de gebouwen en bedrijfsschade. Vervolgens hebben de schade-experts rekening gehouden met de onderverzekering en de schade-uitkering vastgesteld op € 4.837.255.

Rechtbank

Sauna Peize heeft daarop Rabobank in rechte betrokken en gevorderd haar te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 622.607,55. Zij legt daaraan ten grondslag dat zij als gevolg van onderverzekering minder dan de werkelijk geleden brandschade (gebouwschade en bedrijfsschade) uitgekeerd heeft gekregen van Interpolis. Volgens Sauna Peize is Rabobank aansprakelijk voor het tekort, omdat zij als assurantietussenpersoon is tekortgeschoten in haar taak zorg te dragen voor een adequate verzekerde waarde. Het gevorderde bedrag bestaat uit de gemiste verzekeringsuitkering, ter hoogte van € 189.216,- voor gebouwschade en € 433.391,55 voor bedrijfsschade.

De rechtbank heeft een deskundige benoemd om te onderzoeken of op het moment van de brand sprake was van onderverzekering (en, zo ja, in welke mate) en of Sauna Peize als gevolg van de brand bedrijfsschade heeft geleden (en, zo ja, tot welk bedrag). De rechtbank heeft in afwijking van het uitgebrachte deskundigenrapport geoordeeld dat zowel met betrekking tot de gebouwschade als met betrekking tot de bedrijfsschade sprake was van onderverzekering.

De rechtbank oordeelde in dat  verband dat als gevolg van de besprekingen van 1 juni 2005 Rabobank in het bezit was gekomen van informatie over een toename van het verzekerd belang. Dit zou aanleiding voor Rabobank moeten zijn om te bewerkstelligen dat de verzekerde som werd verhoogd. Die informatie hield – kort gezegd – in dat sprake was van een omzetstijging in het eerste kwartaal van 2005, en van een forse omzetstijging in de maanden april en mei 2005. De rechtbank oordeelde dat Rabobank in haar taak als assurantietussenpersoon tekort is geschoten en daarom aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade van Sauna Peize (€ 134.345,- voor de gebouwschade en € 433.391,55 voor de bedrijfsschade).

Hof

In hoger beroep heeft het hof op het (incidentele) hoger beroep van Sauna Peize de vordering van de gebouwschade van € 189.216 alsnog volledig toegewezen. Ten aanzien van de bedrijfsschade besliste het hof echter dat er geen sprake was van onderverzekering. De daarop betrekking hebbende vordering werd om die reden afgewezen. Daartoe overwoog het hof dat de deskundige onweersproken heeft vastgesteld dat de verzekerde waarde van de bedrijfsschade volgens de polis  € 2.459.488,- bedroeg. Eveneens onweersproken kende de polis volgens het hof de accres-clausule van 30%, zodat daarmee gedekt was een bedrag van (€ 2.459.488 + 30% =) € 3.197.334,-. In navolging van de deskundige overwoog het hof dat het verzekerd belang, uitgaande van de jaarcijfers over 2004 van Sauna Peize, vastgesteld moet worden op € 3.025.902,-. Volgens het hof was daarmee de verzekerde som hoger dan het verzekerd belang, zodat op basis van deze cijfers geen sprake was van onderverzekering (en ook geen korting kon worden toegepast). Daarnaast werd nog overwogen dat ook als Rabobank wel de verzekerde som had moeten herzien op basis van de cijfers van 2004, een eventuele nalatigheid van Rabobank geen gevolgen zou hebben voor de beoordeling. Anders dan de rechtbank oordeelde het hof verder dat de informatie over de omzetcijfers van 2005 van incidentele aard waren en dat dit geen aanleiding hoefde te zijn om de verzekerde som te verhogen.

Cassatie

In cassatie richt Sauna Peize haar pijlen allereerst op de rechtsoverweging van het hof waarin in het midden is gelaten of Rabobank op basis van de jaarcijfers 2004 de in 2001 vastgestelde verzekerde som had moeten herzien. Sauna Peize voert daartoe aan dat Rabobank op basis van de jaarcijfers 2004 de in 2001 vastgestelde verzekerde som (de basisdekking) van € 2.459.488,- had moeten verhogen naar een bedrag van € 3.025.902,- voor een periode van 104 weken. In dat geval zou de maximale dekking in verband met de accresclausule zijn gestegen naar € 3.933.672,60 (in plaats van € 3.197.334,40). Dat zou voldoende zijn geweest om het door de schade-experts berekende verzekerd belang van € 3.767.150,- te dekken. Interpolis zou in dat geval niet de korting van 15% voor onderverzekering hebben kunnen toepassen.

De Hoge Raad acht deze klacht gegrond en overweegt dat na verwijzing onderzocht moet worden of – en zo ja tot welk bedrag – Rabobank de basisdekking ter zake van bedrijfsschade, gelet op de jaarcijfers van 2004, had moeten verhogen. In dat geval, zo overweegt de Hoge Raad, zou de accresclausule de verhoging van het verzekerd belang als gevolg van de omzetstijging in 2005 hebben kunnen opvangen tot maximaal 30 procent boven de verzekerde som. De accresclausule is namelijk bedoeld voor onvoorziene omstandigheden, zoals de incidentele omzetstijging. In dit geval heeft de accresclausule echter niet aan die bedoeling beantwoord, aldus nog steeds de Hoge Raad.

Sauna Peize klaagt daarnaast ook dat het hof heeft miskend dat Interpolis de omzetstijging in de maanden april en mei 2005 had moeten meewegen bij de bepaling van het verzekerd belang ten tijde van de brand. Ook op dit punt vindt Sauna Peize gehoor bij de Hoge Raad. Voor de berekening van het verzekerd belang moet namelijk rekening worden gehouden (niet alleen met de jaarcijfers van 2004, maar ook) met de omzetstijging van april en mei 2005.

De Hoge Raad overweegt daarnaast nog dat Rabobank slechts aansprakelijk is voor de gevolgen van haar eventuele nalatigheid om de verzekerde som te verhogen. Daarbij moet in acht worden genomen in hoeverre Interpolis in redelijkheid tot het door haar berekende verzekerd belang is gekomen en op basis daarvan de korting wegens onderverzekering heeft toegepast. In dat verband is voor de verhouding tussen Sauna Peize en Rabobank niet zonder meer beslissend het door Interpolis berekende verzekerd belang.

De Hoge Raad vernietigt het arrest en verwijst het geding naar een ander hof ter verdere behandeling en beslissing.

Cassatieblog.nl

Share This