Op vrijdag 28 oktober 2011 vond in Amsterdam de tweede bijeenkomst plaats van de Vereniging Civiele Cassatie Advocaten (VCCA). In verband met de naderende opheffing van het “Haagse monopolie” op de hoedanigheid van advocaat bij de Hoge Raad en de introductie van een gespecialiseerde cassatiebalie, werd door zo’n zeventig (cassatie)advocaten met elkaar gesproken over de Verordening vakbekwaamheidseisen civiele cassatieadvocatuur van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Zoals eerder gemeld op Cassatieblog.nl heeft de Tweede Kamer  op 4 oktober jl. het wetsvoorstel Versterking cassatierechtspraak aangenomen. Met deze wet zal een aantal belangrijke wijzigingen in de cassatierechtspraak tot stand worden gebracht, waaronder een systeem van “selectie aan de poort” van door de Hoge Raad te behandelen zaken (het voorgestelde art. 80a RO). Daarnaast beoogt de wet de opheffing van het “Haagse monopolie” van cassatieadvocaten en de introductie van een gespecialiseerde cassatiebalie. Dit betekent enerzijds dat de hoedanigheid van advocaat bij de Hoge Raad niet meer alleen weggelegd zal zijn voor Haagse advocaten, maar anderzijds dat aan het verkrijgen van die hoedanigheid kwaliteits- en ervaringseisen zullen worden gesteld. Om dat te realiseren zal de wetgever het College van Afgevaardigden van de Orde van Advocaten opdragen om bij verordening regels te stellen over het verkrijgen, het behouden en het verliezen van de hoedanigheid van advocaat bij de Hoge Raad, in het bijzonder door het stellen van vakbekwaamheidseisen (aldus het voorgestelde art. 9j lid 3 Advocatenwet).

Inmiddels heeft het College van Afgevaardigden de Verordening Vakbekwaamheidseisen civiele cassatieadvocatuur aangenomen. Deze Verordening vormde het onderwerp van de tweede bijeenkomst van de VCCA. Deze Vereniging werd enige tijd geleden opgericht met het oog op de op handen zijnde wijzigingen in de civiele cassatieadvocatuur. Vorig jaar werd tijdens de eerste bijeenkomst gesproken over het voorgestelde art. 80a RO en enige aspecten van de civiele cassatiebalie; afgelopen vrijdag stond als gezegd de Verordening centraal. De voordrachten werden verzorgd door de Haagse cassatieadvocaten Hans van Wijk en Peter von Schmidt auf Altenstadt.

De Verordening kent een systeem van drie soorten aantekeningen voor advocaten bij de Hoge Raad: (i) de voorlopige inschrijving, (ii) de inschrijving en (iii) de verlenging van de inschrijving (art. 2 tot en met 6). Voor elk van deze aantekeningen gelden specifieke vereisten, die zijn neergelegd in de Verordening en ten dele zullen worden uitgewerkt in een nog op te stellen Reglement vakbekwaamheidseisen civiele cassatieadvocatuur.

Om een voorlopige inschrijving te kunnen krijgen, zal de verzoekende advocaat moeten beschikken over een stageverklaring (advocaat-stagiaires kunnen dus geen advocaat bij de Hoge Raad meer worden). Daarnaast dient hij met succes een mondeling examen te hebben afgelegd, waarin kennis is getoetst die nodig is voor de behoorlijke uitoefening van de civiele cassatiepraktijk. Daarbij kan gedacht worden aan burgerlijk procesrecht, cassatietechniek en bepaalde materieelrechtelijke onderwerpen, welke laatste afhankelijk zullen zijn van het specialisme van de betreffende advocaat. Ten slotte is voor voorlopige inschrijving vereist dat men beschikt over voldoende specifieke Permanente Opleidingspunten (de punteneis). De voorlopige inschrijving geldt voor drie jaar.

Voor inschrijving zullen twee belangrijke extra vereisten gelden: de proeve van bekwaamheid en de zogenaamde vliegureneis. De proeve van bekwaamheid bestaat uit een toetsing van het vermogen van de advocaat om zelfstandig naar behoren cassatieadviezen, cassatiemiddelen en cassatieverweren op te stellen. De advocaat mag hier eigen zaken voor gebruiken of een tweetal fictieve door de toetsingscommissie verschafte dossiers. De vliegureneis houdt in dat de advocaat in de drie jaren voorafgaande aan zijn verzoek tot inschrijving ten minste twaalf civiele cassatiezaken heeft gedaan, waarvan ten minste zes zaken tot een beoordeling door de Hoge Raad hebben geleid (zaken die met art. 80a RO zijn afgedaan, zullen daarbij niet meetellen). Ten slotte zal ook de advocaat die inschrijving wenst, (nog steeds) moeten voldoen aan de punteneis. Ook deze aantekening geldt voor drie jaar.

Sluitstuk van het stelsel is de verlenging van de inschrijving, waarvoor moet zijn voldaan aan de vliegureneis en de punteneis. Ook een verlenging wordt steeds voor drie jaar afgegeven.

Zowel de wet als de verordening bevat een belangrijke overgangsbepaling, waardoor het hiervoor geschetste stelsel niet direct ten volle voor een ieder zal gelden. Art. IV lid 1 Wet versterking cassatierechtspraak zal namelijk bepalen dat Haagse cassatieadvocaten tot twee jaar na inwerkingtreding advocaat bij de Hoge Raad zullen blijven. Pas aan het einde van die periode zullen zij een verzoek tot voorlopige inschrijving moeten doen. Daarnaast wordt in art. 13 van de Verordening een vrijstelling voor het examen verleend aan zittende cassatieadvocaten die in de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Verordening al voldeden aan de eerdergenoemde vliegureneis. Deze vrijstelling geldt overigens niet alleen voor Haagse cassatieadvocaten, maar ook voor advocaten die elders gevestigd zijn (vaak in Amsterdam) en ten volle de civiele cassatiepraktijk uitoefenen.

De Verordening bevat ook een interessante bepaling van meer materiële aard, namelijk de algemene informatieplicht van art. 12. Daarin is neergelegd dat de cassatieadvocaat zijn cliënt schriftelijk dient te adviseren over: (a) de kansen van een cassatieberoep dan wel –verweer, (b) de daaraan verbonden kosten en risico’s en (c) de opportuniteit van het beroep of het verweer gelet op de na cassatie en verwijzing te verwachten rechtsgang. De achtergrond van deze verplichting is dat advisering het risico dat op ontoereikende gronden cassatieberoep wordt ingesteld of nodeloos verweer wordt gevoerd kan verminderen en het toezicht op het functioneren van de cassatieadvocaat effectiever kan maken. De bepaling beoogt te voorkomen dat een cassatieadvocaat zich geen rekenschap geeft van de beperkingen die aan het rechtsmiddel cassatie zijn gesteld.

Het is nog onduidelijk wanneer de Wet versterking cassatierechtspraak en de hiervoor besproken Verordening in werking zullen treden. De oorspronkelijke datum van 1 januari 2012 zal waarschijnlijk niet meer gehaald worden.

Cassatieblog.nl

Share This