HR 22 september 2023 ECLI:NL:HR:2023:1279
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 7:8 lid 3 Wvggz blijkt dat de wetgever heeft beoogd dat ook op de driedagentermijn van deze bepaling de Algemene termijnenwet (Atw) van toepassing is.
De rechtbank had een op vrijdag ingediend verzoekschrift tot voortzetting van een crisismaatregel op de daarop volgende dinsdag mondeling behandeld en ook op die dag de gevraagde machtiging verleend. De rechtbank had daarbij gewezen op art. 2 Atw, dat bepaalt dat een in een wet gestelde termijn van ten minste drie dagen, zo nodig, zoveel wordt verlengd, dat daarin ten minste twee dagen voorkomen die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag zijn. Dit oordeel blijft in cassatie in stand, de Hoge Raad:
“De voorlopers van art. 7:8 lid 3 Wvggz – art. 35i lid 1 Krankzinnigenwet (oud) en art. 29 lid 3 Wet Bopz (oud) – kenden eveneens een beslistermijn van drie dagen. Op beide beslistermijnen was de Atw van toepassing. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van art. 7:8 lid 3 Wvggz, zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal (…), blijkt dat de wetgever met art. 7:8 lid 3 Wvggz niet heeft willen afwijken van hetgeen gold onder art. 35i lid 1 Krankzinningenwet (oud) en art. 29 lid 3 Wet Bopz (oud), en heeft beoogd dat ook op de driedagentermijn van art. 7:8 lid 3 Wvggz de Atw van toepassing is.” [noot weggelaten].
Advocaat-Generaal Lückers geeft in haar conclusie voor deze beschikking een mooi overzicht van de totstandkomingsgeschiedenis van art. 7:8 lid 3 Wvggz en van de rechtspraak en de discussies over driedagentermijnen onder de voorlopers van de Wvggz, de Krankzinnigenwet en de wet Bopz.