HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628
In geval van onrechtmatig handelen bij de taakvervulling als bestuurder van een vennootschap, is deze bestuurder slechts persoonlijk aansprakelijk voor de schade die de wederpartij lijdt ten gevolge van wanprestatie of een onrechtmatige daad van de vennootschap als die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Soms grijpt de Hoge Raad een zaak aan om een eerder arrest te verduidelijken. Hier gebeurt dat met het Spaanse Villa-arrest (HR 23 november 2012, CB 2012-230, ECLI:NL:HR:2012:BX5881) over de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders van vennootschappen, dat veel discussie heeft losgemaakt in de literatuur.
Eerst de feiten van de recentste zaak: X verkoopt twee vliegtuigen aan een koper. Y treedt daarbij op als gevolmachtigde van X. Y instrueert de koper de koopsom te betalen aan zijn eigen vennootschap Tulip. X krijgt zijn geld niet en vordert betaling van Y en van Tulip, waarbij hij stelt dat Y buiten zijn volmacht is getreden door de koopsom aan Tulip te laten betalen. Tulip wordt veroordeeld tot betaling, maar Y niet, omdat Y erin is geslaagd te bewijzen dat hij niet in privé handelde, maar in zijn hoedanigheid van directeur van Tulip. In hoger beroep komt het hof tot hetzelfde oordeel. Het hof laat in het midden of Y een voldoende ernstig verwijt gemaakt kan worden om hem persoonlijk aansprakelijk te houden als bestuurder, omdat X, ondanks dat hij wist van de slechte financiële situatie van Tulip, toch met (naar het hof heeft vastgesteld:) Tulip een bemiddelingsovereenkomst heeft gesloten en Tulip heeft gevolmachtigd. De volgens X geschonden norm zou daarom niet strekken tot bescherming van X.
Handelde de gevolmachtigde in privé of als bestuurder?
X gaat in cassatie en komt om te beginnen op tegen het oordeel dat Y niet in privé, maar als bestuurder handelde. X betoogt dat het antwoord op de vraag in welke hoedanigheid een volmachtgever handelt, (mede) afhangt van de hoedanigheid waarin hij zich tegenover derden heeft gepresenteerd. Deze klacht faalt, aldus de Hoge Raad, onder verwijzing naar het Kribbenbijter-arrest:
“Het gaat bij het door het onderdeel bestreden oordeel om de vraag of [Y] door [X] in privé gevolmachtigd was dan wel gevolmachtigd was in zijn hoedanigheid van bestuurder van Tulip-vennootschappen, derhalve om de status van [verweerder] in zijn verhouding tot [X], die hem in deze procedure aansprakelijk stelt wegens overschrijding van de volmacht. Die vraag dient te worden beantwoord aan de hand van hetgeen de betrokkenen – [Y] en [X] – jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (vgl. HR 11 maart 1977, ECLI:NL:HR:1977:AC1877, NJ 1977/521). De vraag op welke wijze [verweerder] zich daarna tegenover derden heeft gepresenteerd is vooral van belang voor de vraag naar gebondenheid jegens die derden en is voor het onderhavige geschilpunt hooguit van zijdelingse betekenis.”
De bewijswaardering door het hof laat de Hoge Raad als feitelijk en niet onbegrijpelijk in stand.
Samenloop bestuurders- en “rechtstreekse” aansprakelijkheid?
Vervolgens bespreekt de Hoge Raad de klacht dat Y ook in zijn hoedanigheid van bestuurder heeft te gelden als “primair/rechtstreeks dader”, met als gevolg dat voor het aannemen van zijn aansprakelijkheid op grond van art. 6:162 lid 1 BW geen verhoogde eisen gelden. Volgens A-G Wesseling-van Gent kon deze klacht worden verworpen bij gebrek aan feitelijke grondslag, maar de Hoge Raad grijpt de klacht aan om een en ander uiteen te zetten over het Spaanse Villa-arrest.
In die zaak was een makelaar, zo oordeelde het hof destijds, tekortgeschoten bij het bemiddelen bij de koop van een woning in Spanje. De makelaar zelf werd aansprakelijk gehouden, maar volgens het hof was de makelaar ook een vertegenwoordiger van zijn makelaardijvennootschap, en kon de onrechtmatige daad ook aan die vennootschap worden toegerekend. In cassatie werd geklaagd dat dit zo niet kon, en dat het hof de makelaar persoonlijk pas aansprakelijk had mogen houden als eerst de aansprakelijkheid van de vennootschap zou zijn vastgesteld, en vervolgens ook de makelaar persoonlijk een voldoende ernstig verwijt gemaakt kon worden. De Hoge Raad verwierp dat betoog. Voor het aansprakelijk houden van een bestuurder van een vennootschap in die hoedanigheid, geldt inderdaad een hogere drempel voor aansprakelijkheid. Maar in de Spaanse Villa-zaak was de makelaar zélf (niet als bestuurder) aansprakelijk gehouden wegens de schending van een op hem persoonlijk rustende zorgvuldigheidsnorm, en die schending kon bovendien aan de vennootschap van de makelaar worden toegerekend.
De Hoge Raad stelt in de huidige zaak het volgende voorop:
“3.5.2 Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Aldus gelden voor het aannemen van aansprakelijkheid van een bestuurder naast de vennootschap hogere eisen dan in het algemeen het geval is. Een hoge drempel voor aansprakelijkheid van een bestuurder tegenover een derde wordt gerechtvaardigd door de omstandigheid dat ten opzichte van de wederpartij primair sprake is van handelingen van de vennootschap en door het maatschappelijk belang dat wordt voorkomen dat bestuurders hun handelen in onwenselijke mate door defensieve overwegingen laten bepalen (vgl. HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959, NJ 2009/21).
3.5.3 Bestuurdersaansprakelijkheid is evenwel niet aan de orde in een geval als zich voordeed in het arrest HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5881, NJ 2013/302 (Spaanse Villa). Dat arrest had niet betrekking op het handelen van de betrokkene bij zijn taakvervulling als bestuurder van een vennootschap, maar op de vraag of de betrokkene, optredend als deskundig bemiddelaar (dienstverlener), had gehandeld in strijd met een op hem in die hoedanigheid van deskundig bemiddelaar rustende zorgvuldigheidsnorm. Zoals vermeld in rov. 3.2.2 van genoemd arrest had het hof immers (in cassatie onbestreden) geoordeeld dat niet de vennootschap waarvan de betrokkene bestuurder was, maar de betrokkene zelf als bemiddelaar optrad. Voor toepassing van de verzwaarde maatstaf als hiervoor in 3.5.2 bedoeld, bestaan in een zodanig geval niet de aan het slot van 3.5.2 omschreven gronden.
Zoals blijkt uit het arrest van 23 november 2012, sluit dit niet uit dat de onrechtmatige gedragingen van de betrokkene in voorkomend geval in het maatschappelijk verkeer tevens kunnen worden aangemerkt als gedragingen van de vennootschap waarvan hij bestuurder is, met als gevolg dat (ook) de vennootschap uit eigen hoofde op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk kan worden gehouden (vgl. ook HR 6 april 1979, ECLI:NL:HR:1979:AH8595, NJ 1980/34).
3.5.4 Indien echter sprake is van handelen van de betrokkene bij zijn taakvervulling als bestuurder van een vennootschap, dient de vraag of hij ook persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die de wederpartij lijdt ten gevolge van wanprestatie of een onrechtmatige daad van de vennootschap, steeds overeenkomstig de hiervoor in 3.5.2 bedoelde verzwaarde maatstaf te worden beantwoord.”
Bij een normschending door iemand die (ook) bestuurder van een vennootschap is, gaat het er dus om of de betrokkene bij de verweten normschending heeft gehandeld bij zijn taakvervulling als bestuurder van zijn vennootschap. Zo ja, dan is hij slechts persoonlijk aansprakelijk (uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid) als hem persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt. Zo nee, dan is de vraag of de geschonden norm op de betrokkene persoonlijk rustte, waarbij geen verzwaarde aansprakelijkheidsmaatstaf geldt. In laatstgenoemd geval is het bovendien niet uitgesloten dat die daad ook aan de vennootschap wordt toegerekend. Het is ter zake van één normschending het een of het ander. Anders dan door sommigen kennelijk wel werd gedacht na het Spaanse Villa-arrest, heeft de Hoge Raad dus geen nieuwe aansprakelijkheidsgronden gecreëerd, maar alleen op een rij gezet in welk geval welke aansprakelijkheidsmaatstaf moet worden gehanteerd. Dat betekent overigens nog niet dat het altijd gemakkelijk zal zijn om te beoordelen of de betrokken persoon bij zijn taakvervulling als bestuurder heeft gehandeld of dat hij een norm heeft geschonden die op hem persoonlijk rustte.
De Hoge Raad verwerpt de klacht van X, omdat het hof terecht de “ernstig verwijt”-maatstaf voorop had gesteld.
Toch bestuurdersaansprakelijkheid?
Toch loopt het cassatieberoep nog goed af voor X: het hof had in het midden gelaten of Y een ernstig verwijt viel te maken, omdat de geschonden norm niet ter bescherming van X zou strekken, nu X op de hoogte was van de slechte financiële situatie van Tulip maar desalniettemin Tulip als bemiddelaar had ingeschakeld. Die redenering lijkt echter langs de kern van het verwijt aan Y heen te gaan, namelijk: dat hij buiten de contractueel (volgens het hof: aan Tulip) verleende volmacht is getreden door het geld naar Tulip te laten overboeken. De Hoge Raad vernietigt dan ook op dit punt:
“In cassatie moet veronderstellenderwijze ervan worden uitgegaan – nu het hof dit in het midden heeft gelaten – dat [verweerder] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt omdat hij in strijd met de hem gegeven instructie heeft bewerkstelligd dat de koopprijs werd overgemaakt aan Tulip Air Lease. Hiervan uitgaande valt niet in te zien waarom bekendheid van (ook) [eiseres] met de zwakke financiële positie van de Tulip-vennootschappen zou meebrengen dat de beweerdelijk geschonden norm niet zou strekken tot bescherming van [eiseres], zoals het hof heeft overwogen.”
De Hoge Raad moet, zo maak ik op uit de weergave van het middel in de conclusie-PG, hiervoor wel het middel wat welwillend lezen (nu het middel kennelijk tot uitgangspunt nam dat de overeenkomst met de bestuurder persoonlijk en niet met de vennootschap was gesloten), maar de uitkomst spreekt aan. Wie contracteert met een, naar hij weet, in financiële problemen verkerende vennootschap, neemt een risico (en dat handelen kan hem wellicht ook worden tegengeworpen). Maar die enkele omstandigheid maakt nog niet dat de bestuurder, aan wie persoonlijk een ernstig verwijt ter zake van het bewuste handelen kan worden gemaakt, daarvoor niet meer aansprakelijk zou zijn.