HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:727
Nu verzoekster in eerste aanleg niet werd bijgestaan door een advocaat en niet is gebleken dat haar is medegedeeld wanneer zij telefonisch naar de uitspraak kon informeren, is sprake van een verzuim van de rechtbank als gevolg waarvan verzoekster niet hoefde te weten dat de rechtbank op 8 juli 2015 uitspraak had gedaan. Het hof had daarom moeten onderzoeken of de uitspraak van de rechtbank als gevolg van een niet aan verzoekster toe te rekenen fout of verzuim pas na afloop van de beroepstermijn aan haar is toegezonden of verstrekt (Vgl. HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1682, CB 2014-129).
Achtergrond van deze zaak
De goederen van verzoekster in cassatie (hierna: X) zijn in 2008 onder bewind gesteld. Daarbij is Y aangesteld als beschermingsbewindvoerder. In 2012 is X toegelaten tot de WSNP en is bewindvoerder Z benoemd. In onderhavige procedure heeft bewindvoerder Z verzocht de toepassing van de WSNP te beëindigen. Dit verzoek is door de rechtbank op 1 juli 2015 mondeling behandeld, waarbij X (zonder advocaat) en Y aanwezig waren. Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling vermeldde dat tijdens de zitting is medegedeeld dat op 8 juli 2015 uitspraak zal worden gedaan en dat hoger beroep daartegen binnen acht dagen moest worden ingediend.
De rechtbank heeft op 8 juli 2015 de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd zonder toekenning van de schone lei. Beschermingsbewindvoerder Y heeft – na verstrijken van de beroepstermijn – op 30 juli 2015 de rechtbank bericht hoger beroep in te stellen tegen het vonnis en heeft op 10 augustus 2015 daadwerkelijk hoger beroep ingesteld. Verzoekster stelde zich op het standpunt dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar was, nu tijdens de zitting (anders dan uit het proces-verbaal blijkt) geen uitspraakdatum zou zijn medegedeeld en zij ook geen afschrift van het vonnis zou hebben ontvangen.
Het hof heeft de termijnoverschrijding echter niet verschoonbaar geacht en heeft X niet-ontvankelijk verklaard. Het hof achtte daartoe, kort gezegd, van doorslaggevend belang dat de uitspraakdatum blijkens het proces-verbaal was medegedeeld en niet was gebleken dat het proces-verbaal onjuist was. X heeft tegen het arrest van het hof cassatieberoep ingesteld.
Cassatie
In cassatie klaagt X (voor zover relevant) dat het hof ten onrechte de termijnoverschrijding niet verschoonbaar heeft geacht.
De Hoge Raad heeft de klacht gegrond geacht. Uit vaste rechtspraak blijkt dat een termijnoverschrijding verschoonbaar is indien degene die beroep instelt, ten gevolge van een door (de griffie van) het gerecht begane fout of verzuim niet tijdig wist en ook niet kon weten dat de rechter uitspraak heeft gedaan en de uitspraak hem daardoor pas na afloop van de beroepstermijn is toegezonden of verstrekt (rov. 3.3.2). Volgens de Hoge Raad had het hof, nu sprake was van een verzuim, ten onrechte niet onderzocht of de uitspraak als gevolg van een niet aan X toe te rekenen fout pas na afloop van de termijn voor instellen van hoger beroep was verstrekt (rov. 3.3.3):
“Nu [verzoekster] in eerste aanleg niet werd bijgestaan door een advocaat en niet blijkt dat haar, in overeenstemming met art. 3.1.4.1 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken, is medegedeeld op welke datum en op welk tijdstip telefonisch naar de uitspraak kon worden geïnformeerd, is sprake van een verzuim van de rechtbank als gevolg waarvan [verzoekster] redelijkerwijs niet hoefde te weten dat de rechtbank op 8 juli 2015 uitspraak had gedaan. Het hof had dan ook behoren te onderzoeken of de uitspraak van de rechtbank als gevolg van een niet aan [verzoekster] toe te rekenen fout of verzuim pas na afloop van de termijn voor het instellen van hoger beroep aan haar is toegezonden of verstrekt. (Vgl. HR 11 juli 2014, ECLI:NL:HR:2014:1682, NJ 2014/359).”