Conclusie A-G 24 juni 2016, ECLI:NL:PHR:2016:536 en ECLI:NL:PHR:2016:537
In de enquêteprocedure inzake SNS Reaal adviseert Advocaat-Generaal Timmerman tot instandlating van de uitspraak van de Ondernemingskamer, waarbij de oud-aandeelhouders van SNS Reaal bevoegd werden geacht tot het indienen van een enquêteverzoek, ondanks het gegeven dat zij niet meer voldoen aan de wettelijke kapitaalseis.
De onteigening van SNS Reaal
De aandelen van SNS Reaal zijn op 1 februari 2012 onteigend door de minister van Financiën. Enkele partijen, waaronder de Vereniging van Effectenbezitters en de Stichting Beheer SNS Reaal, hebben daarop de Ondernemingskamer verzocht om een enquête te gelasten naar het beleid en de gang van zaken bij SNS Reaal vanaf 1 januari 2006.
Vereniging en Stichting bevoegd?
In de procedure rees de vraag of de Vereniging en de Stichting bevoegd waren tot het instellen van een dergelijk verzoek. De wet stelt namelijk in art. 2:346 BW de zogenaamde kapitaalseis: partijen die om een enquête verzoeken moeten kapitaalverschaffers van een zekere omvang zijn. De bijzonderheid in deze zaak was dat de Vereniging en de Stichting oorspronkelijk wél (zo nam de Ondernemingskamer tot uitgangspunt), maar na en vanwege de onteigening ten tijde van het indienen van het verzoek níet meer aan die kapitaalseis voldeden.
De voorvraag naar de bevoegdheid van de verzoekers heeft de Ondernemingskamer bevestigend beantwoord, zich baserend op doel en strekking van het enquêterecht, dat mede strekt ter bescherming van aandeelhouders tegen vermeend onjuist beleid van de rechtspersoon. In twee afzonderlijke cassatieberoepen hebben de Staat c.s (PHR:2016:536) en SNS Reaal c.s. (PHR:2-16:537) deze beslissing bestreden.
Op vrijdag 24 juni heeft A-G Timmerman in beide zaken geconcludeerd tot verwerping van de beroepen. Volgens Timmerman sluit het bij eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad aan om in een bijzonder geval als het onderhavige ook oud-aandeelhouders bevoegd te achten een enquête te verzoeken.
De Staat c.s. worden in cassatie bijgestaan door Hans van Wijk.
Zie ook het persbericht van de Hoge Raad van 24 juni 2016.