HR 6 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:536
De Hoge Raad verduidelijkt eerdere rechtspraak over de arbeidsrechtelijke omkeringsregel bij asbestblootstelling (HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1717 en ECLI:NL:HR:2013:BZ1721) en oordeelt dat het feit dat mesothelioom altijd wordt veroorzaakt door asbestblootstelling, niet zonder meer meebrengt dat het oorzakelijk verband tussen de asbestblootstelling tijdens de werkzaamheden bij de aansprakelijk gehouden werkgever en die schade in beginsel moet worden aangenomen. Betekenis komt toe aan de duur en intensiteit van de blootstelling bij deze werkgever en van andere blootstellingen gedurende de latentieperiode, en de verhouding daartussen.
Achtergrond van deze zaak
In deze zaak vordert de weduwe van een werknemer die aan de asbestziekte mesothelioom is overleden schadevergoeding van zijn toenmalig werkgever de gemeente Rheden. De werknemer is tussen 1972 en 1996 bij de gemeente werkzaam geweest als badmeester en beheerder/bedrijfsleider bij twee zwembaden. In die periode is hij op zes werkdagen blootgesteld geweest aan asbest. Blijkens een rapport van onderzoeksbureau IndusTox is niet uit te sluiten dat ook buiten het werk bij de gemeente asbestblootstelling heeft plaatsgevonden. Zo heeft de werknemer tussen 1961 en 1967 bij de Machinefabriek Arnhem gewerkt waar asbest gerelateerde werkzaamheden plaatsvonden, en is ook denkbaar dat hij buiten beroep aan asbest is blootgesteld. In 2006 is bij hem mesothelioom geconstateerd. In 2007 is hij overleden.
De rechtbank heeft de vorderingen van de weduwe afgewezen. Het hof heeft dit vonnis bekrachtigd, kort gezegd, omdat het hof het oorzakelijk verband tussen de gezondheidsschade van de werknemer en zijn arbeidsomstandigheden bij de gemeente te onzeker en onbepaald achtte om toepassing te geven aan de omkeringsregel. De weduwe heeft cassatieberoep ingesteld.
De arbeidsrechtelijke omkeringsregel bij asbestblootstelling en mesothelioom
In cassatie wordt aangevoerd dat het hof heeft miskend dat de arbeidsrechtelijke omkeringsregel zonder meer van toepassing is, wanneer zich bij een aan asbest blootgestelde werknemer de ziekte mesothelioom heeft ontwikkeld.
De Hoge Raad verwerpt deze rechtsklachten. Het is vaste rechtspraak (HR 7 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1717 en ECLI:NL:HR:2013:BZ1721, zie CB 2013-105) dat het op grond van art. 7:658 lid 2 BW aan de werknemer is om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij de schade waarvan hij vergoeding vordert, heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Het door de werknemer te bewijzen oorzakelijk verband tussen de werkzaamheden en die schade moet in beginsel worden aangenomen indien de werkgever heeft nagelaten de maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden dergelijke schade lijdt. Voor de toepassing van de regel is nodig dat de werknemer niet alleen stelt, en zo nodig bewijst, dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor zijn gezondheid, maar ook dat hij stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat hij lijdt aan gezondheidsklachten die daardoor kunnen zijn veroorzaakt.
Deze regel drukt het vermoeden uit dat, indien de zojuist genoemde feiten komen vast te staan, de gezondheidsschade van de werknemer is veroorzaakt door de omstandigheden waarin deze zijn werkzaamheden heeft verricht. Dat vermoeden wordt ook gerechtvaardigd door hetgeen in het algemeen bekend is over de ziekte en haar oorzaken, alsook door de schending door de werkgever van de veiligheidsnorm die beoogt een en ander te voorkomen. Gelet daarop is voor dit vermoeden geen plaats in het geval het verband tussen de gezondheidsschade en de arbeidsomstandigheden te onzeker of te onbepaald is.
De Hoge Raad overweegt vervolgens dat deze omkeringsregel ook geldt bij schade als gevolg van mesothelioom. Het feit dat mesothelioom in alle gevallen wordt veroorzaakt door een asbestblootstelling, brengt volgens de Hoge Raad niet mee dat oorzakelijk verband tussen de asbestblootstelling tijdens de werkzaamheden bij de aansprakelijk gehouden werkgever en die schade in beginsel moet worden aangenomen. Deze omstandigheid neemt immers niet weg dat het verband tussen die blootstelling en de gezondheidsschade te onzeker of te onbepaald kan zijn wanneer de werknemer ook buiten deze werkzaamheden aan asbest blootgesteld is geweest. De Hoge Raad overweegt in rov. 3.3.3 dat daarom, gelet op hetgeen in het algemeen bekend is over de ziekte mesothelioom en haar oorzaak, betekenis toekomt aan:
“3.3.3 (…)
(i) de duur en de intensiteit van de blootstelling bij deze werkgever, en in voorkomend geval aan (ii) de duur en de intensiteit van andere blootstelling(en) aan asbest gedurende de latentieperiode en (iii) de verhouding tussen (i) en (ii). (…)”
Het middel richt daarnaast motiveringsklachten tegen het oordeel van het hof over de onzekerheid en onbepaaldheid van het causaal verband. Anders dan A-G Drijber concludeert, verwerpt de Hoge Raad deze klachten eveneens. In rov. 3.4.2 overweegt het dat het oordeel van het hof zo moet worden begrepen dat in dit geval de duur en de intensiteit van de asbestblootstelling tijdens de werkzaamheden van de werknemer voor de gemeente zo gering zijn geweest in verhouding tot zijn totale asbestblootstelling, dat reeds daarom het verband tussen het mesothelioom en zijn werkzaamheden te onzeker is. Dat oordeel is in het licht van de gedingstukken (waaronder de rapportages van IndusTox) niet onbegrijpelijk.
De Hoge Raad merkt nog op dat in cassatie op zichzelf terecht wordt betoogd dat de omstandigheid dat geen van de andere werknemers van de gemeente een asbestgerelateerde ziekte heeft gekregen, niet op begrijpelijke wijze kan bijdragen aan het oordeel van het hof over de onzekerheid of onbepaaldheid van het causaal verband. Het hof heeft immers niets vastgesteld over de kans dat deze andere werknemers mesothelioom (zouden) ontwikkelen en de betekenis daarvan voor het causaal verband in het onderhavige geval. Gelet op hetgeen in rov. 3.4.2 is overwogen, kan de gegrondheid van de klacht echter niet tot cassatie leiden.
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep.