HR 6 april 2018 ECLI:NL:HR:2018:532
Slechts een in de procesinleiding aan te wijzen advocaat bij de Hoge Raad kan langs elektronische weg een procesinleiding bij de Hoge Raad indienen.
Procesinleiding
Sinds 1 maart 2017 wordt in civiele vorderingszaken bij de Hoge Raad verplicht gebruik gemaakt van het web-portaal Mijn Zaak Hoge Raad. Het instellen van cassatieberoep dient op de in art. 30c lid 1 Rv voorgeschreven wijze te worden ingesteld door het indienen van een procesinleiding langs elektronische weg. In deze zaak voldeed ook de procesinleiding niet aan de eisen van art. 407 lid 3 Rv nu daarin niet een advocaat bij de Hoge Raad was aangewezen die eiseres in het geding in cassatie vertegenwoordigt.
De Hoge Raad heeft eiseres schriftelijk gemeld dat deze gebreken binnen twee weken hersteld dienen te worden en dat als de gebreken niet hersteld worden zij gerede kans loopt om door de Hoge Raad niet-ontvankelijk te worden verklaard en dat zij griffierecht verschuldigd is bij het voortzetten van het cassatieberoep. Eiseres heeft daarop per brief laten weten dat zij dringend nog een aanvullende termijn nodig had omdat zij nog geen cassatieadvocaat gevonden had die bereid was om op basis van een toevoeging het nodige voor haar te doen.
Vervolgens deelt eiseres bij brief mee dat zij haar cassatieberoep wenst voort te zetten en heeft via de rolraadsheer de Hoge Raad verzocht om haar verzoek om nader uitstel te verlenen alsnog in te willigen. Eiseres beroept zich op twee arresten van de Hoge Raad dat met het oog op de goede procesorde aan haar voor de tweede keer een kans moet worden gegeven om het verzuim in de procesinleiding te herstellen (HR 13 oktober 2017 ECLI:NL:HR:2017:2628 besproken in CB 2017-182) en dat de Hoge Raad een nadere termijn voor herstel van het verzuim dient te geven (HR 8 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:6006 besproken in CB 2016-82). A-G Wesseling-van Gent concludeert dat de beide arresten van de Hoge Raad waarnaar eiseres verwijst, geen betekenis hebben voor de onderhavige zaak, aangezien beide arresten op wezenlijk andere situaties zien.
Conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad heeft eiseres nog een termijn van twee weken gekregen om er voor te zorgen dat haar verzoek tot cassatie zou worden ingediend op de wijze zoals voorgeschreven in art. 407 Rv. Zij heeft echter geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de verzuimen binnen twee weken te herstellen.
De Hoge Raad verklaart eiseres niet-ontvankelijk in haar cassatieberoep.