HR 17 juli 202 ECLI:NL:HR:2020:1314
Of de burgemeester al dan niet bevoegd was een crisismaatregel te nemen is niet van belang voor de ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn verzoek tot verlening van een machtiging tot voortzetting van die crisismaatregel.
Was de burgemeester van Rotterdam bevoegd ten aanzien van betrokkene een crisismaatregel te nemen, nu betrokkene zich ten tijde van die beslissing inmiddels in Capelle aan den IJssel bevond? Het antwoord op die vraag komt niet in een procedure over voortzetting van deze crisismaatregel.
Uit deze uitspraak van de Hoge Raad volgt dat vermeende gebreken rond de totstandkoming van een crisismaatregel in een beroep tegen die maatregel (art. 7:6 Wvggz) aan de orde moeten worden gesteld. De Hoge Raad wijst er op dat blijkens de wetsgeschiedenis bij voortzetting van de crisismaatregel niet de rechtmatigheid van de crisismaatregel, maar alleen de rechtmatigheid van de voortzetting van de verplichte zorg dient te worden onderzocht.
Volgt verwerping van het cassatieberoep