HR 24 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:286
(i) Art. 5:139 lid 2 BW is niet van toepassing op alle besluiten van een VvE tot wijziging van de splitsingsakte.
(ii) Om te kunnen vaststellen of de appartementseigenaar schade lijdt door de wijziging, moet de akte van splitsing van na de wijziging worden vergeleken met de akte van splitsing van voor de wijziging. De kosten voor het wijzigen van de akte kunnen daarbij onder omstandigheden ook worden aangemerkt als schade.
Achtergrond
Het gaat in deze zaak over een besluit van de VvE tot wijziging van de splitsingsakte (hierna: het Besluit). Dit Besluit zag op de toedeling van een gedeelte van het appartementencomplex dat een gemeenschappelijke bestemming heeft, aan een van de appartementseigenaars.
Eiser heeft tegen het Besluit gestemd, en vordert in deze procedure vernietiging van het Besluit. Het hof wijst die vordering toe.
Geen belang bij het cassatieberoep
Eiser stelt desondanks cassatieberoep in. Hij bepleit onder meer dat hij belang heeft bij het cassatieberoep, opdat voorkomen wordt dat onduidelijkheid bestaat over de door het hof expliciet in het nadeel van eiser besliste aspecten, en over de door eiser aangevoerde en door het hof niet beoordeelde aspecten.
De Hoge Raad gaat hier niet in mee. Het hof heeft het Besluit integraal vernietigd en de vordering van eiser dus toegewezen. De vernietiging van het Besluit wordt ook niet gedragen door de door het hof expliciet in het nadeel van eiser besliste aspecten. Dat betekent dat aan die beslissingen in een eventuele volgende procedure geen gezag van gewijsde toekomt (en dat zich niet een geval voordoet zoals besproken in CB 2022-73). In zo’n eventuele volgende procedure komt ook geen betekenis toe aan de omstandigheid dat het hof de overige door eiser aangevoerde aspecten onbehandeld heeft gelaten. Het middel kan dus bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden.
Ten overvloede gaat de Hoge Raad nog in op het toepassingsbereik van art. 5:139 lid 2 BW en art. 5:140b lid 3 BW.
Toepassingsbereik van art. 5:139 lid 2 BW
Op grond van art. 5:139 lid 1 BW kan de splitsingsakte worden gewijzigd met medewerking van alle appartementseigenaars. De wijziging kan op grond van art. 5:139 lid 2 BW ook met medewerking van het bestuur plaatsvinden. Dat laatste kan alleen als het tot wijziging strekkende besluit met een meerderheid van ten minste vier vijfde van het aantal stemmen (of een zodanig grotere meerderheid als in de akte van splitsing is bepaald) is genomen in de vergadering van eigenaars.
Art. 5:139 lid 2 BW is door de wetgever ingevoerd omdat het vereiste van unanimiteit in de praktijk als te restrictief werd ervaren. De wetgever noemde daarbij als onwenselijk voorbeeld dat de noodzakelijke renovatie van een gebouw kon worden tegengehouden of vertraagd door één enkele appartementseigenaar. De mogelijkheid om vervangende toestemming aan de kantonrechter te vragen (art. 5:140 BW), bood hiervoor niet altijd een voldoende oplossing. Met het oog daarop vond de wetgever de invoering van art. 5:139 lid 2 BW gewenst. Tegen deze achtergrond overweegt de Hoge Raad als volgt.
“Art. 5:139 lid 2 BW maakt geen onderscheid naar gelang de aard van de beoogde wijziging. Het is evenwel de vraag of deze bepaling ook toepassing kan vinden als de wijziging inhoudt dat een gedeelte van het appartementencomplex dat een gemeenschappelijke bestemming heeft, wordt toegedeeld aan een van de appartementseigenaars. De totstandkomingsgeschiedenis van art. 5:139 lid 2 BW biedt geen aanknopingspunt voor een bevestigende of ontkennende beantwoording van deze vraag. Het toepasselijk achten van art. 5:139 lid 2 BW ligt echter niet voor de hand, nu toedeling een daad van beschikking is waarvoor levering vereist is en de vereniging van eigenaars slechts bevoegd is tot vertegenwoordiging van de gezamenlijke appartementseigenaars voor zover het gaat om het beheer van de gemeenschap (art. 5:126 leden 1 en 5 BW). Daarom moet worden aangenomen dat een wijziging van de akte van splitsing die inhoudt dat een gemeenschappelijk gedeelte in een appartementencomplex wordt toegedeeld aan een van de appartementseigenaars, slechts volgens de hoofdregel van art. 5:139 lid 1 BW kan worden geëffectueerd, dus met medewerking van alle appartementseigenaars, zo nodig onder toepassing van art. 5:140 BW.”
Uitleg van art. 5:140b lid 3 BW
Om tegemoet te komen aan de belangen van de appartementseigenaar die het niet eens is met de wijziging van de splitsingsakte, heeft de wetgever art. 5:140b BW ingevoerd. Op grond van die bepaling kan die appartementseigenaar binnen drie maanden nadat het besluit is genomen, bij de rechter vernietiging van het besluit vorderen (art. 5:140b lid 1 en lid 2 BW).
De rechter kan die vordering afwijzen, wanneer die appartementseigenaar geen schade lijdt of hem een redelijke schadeloosstelling wordt aangeboden (art. 5:140 lid 3 BW). De Hoge Raad verduidelijkt in deze uitspraak dat om te kunnen vaststellen of de appartementseigenaar schade lijdt door de wijziging, een vergelijking moet worden gemaakt tussen (i) de akte van splitsing van na de wijziging en (ii) de akte van splitsing van voor de wijziging. Een eventuele van die oorspronkelijke akte afwijkende feitelijke situatie moet niet bij de vergelijking betrokken worden.
De Hoge Raad beslist verder dat ook de kosten die gemoeid zijn met de wijziging van de akte kunnen worden aangemerkt als schade in de zin van art. 5:140b lid 3 BW. Daarvoor is wel nodig dat deze kosten ook voor rekening worden gebracht van de appartementseigenaars die geen belang hebben bij de wijziging.
Slotsom
De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep bij gebrek aan belang. Daarmee volgt de Hoge Raad de conclusie van A-G Rank-Berenschot.