Het jaarverslag van de Hoge Raad over 2022 is gepubliceerd. In de algemene inleiding op het jaarverslag wordt onder meer melding gemaakt van de komst van drie raadsheren in buitengewone dienst die hun hoofdtaak vervullen als staatsraad in de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bij rechtsvragen die liggen op grensgebieden tussen verschillende rechtsgebieden ziet de Hoge Raad het als waardevol dat de Hoge Raad ook gevoed kan worden met hun expertise.
Nieuw in het jaarverslag
Nieuw in het jaarverslag is de bespreking van een strafzaak van begin tot eind. Aan de hand van interviews met medewerkers van de Hoge Raad krijgt men inzicht hoe het primaire proces bij de Hoge Raad verloopt, vanaf het instellen van cassatieberoep tot moment van de uitspraak.
Cijfers civiele zaken
Uit het jaarverslag blijkt dat de instroom van civiele zaken in 2022 (376 zaken) gedaald is in vergelijking met 2021 ( 401 zaken). De uitstroom uitspraken bedroeg 427 in 2022 tegen 402 in 2021. Hoewel het aantal zaken in 2022 licht is afgenomen en ook de werkvoorraad van de civiele kamer in aantal iets is afgenomen, is de doorlooptijd van zaken toegenomen. Er werden in 2022 zes prejudiciële vragen gesteld, in 2021 waren dat er nog twintig.
Selectie civiele uitspraken
De Hoge Raad heeft rechtsvormende uitspraken op het gebied van het arbeidsrecht gedaan, onder meer over het verschijnsel van slapende dienstverbanden (ECLI:NL:HR:2022:1575 en 1576 zie ook CB 2023-8), de aanzegplicht bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (ECLI:NL:HR:2022:1374 zie ook CB 2022-136) en het opzegverbod bij ziekte (ECLI:NL:HR:2022:276 zie CB 2022-37). Het gaat hierbij om vragen van uitleg over de per 1 juli 2015 ingevoerde Wet werk en zekerheid (en in mindere mate over de per 1 januari 2020 ingevoerde Wet arbeidsmarkt in balans), waarbij met name het ontslagrecht ingrijpend is gewijzigd.
Ook de drie jaar oude Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang (sinds 1 januari 2020 de vervanger van de Wet Bopz (Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen) gaven veelvuldig aanleiding tot vragen van uitleg. In één geval ging het om een medisch-ethische kwestie waarover de meningen al vele jaren verdeeld zijn: verplichte anticonceptie (ECLI:NL:HR:2022:1850 zie CB 2022-159).