Cassatieblog HR 2 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:830 (SolidNature c.s. / verweerder)
Bij een bewijsbeslag en opvolgende vordering tot inzage op grond van art. 843a Rv kan in voorkomend geval aan de hand van een (combinatie van) zoektermen worden afgebakend welke bescheiden voldoen aan de eisen van bepaaldheid en rechtmatige belang bij inzage.
Twee (oud) middellijk bestuurders van SolidNature stellen slachtoffer te zijn geworden van een lastercampagne, die vermoedelijk is opgezet door twee oud-werknemers. Eisers hebben bewijsbeslag doen leggen onder de twee oud-werknemers. Het beslag ziet op alle bescheiden van een bepaalde periode waarin ten minste één van de in het beslagrekest voorkomende zoektermen in voorkomt, zoals ‘fraude’, ‘Iranian’, ‘oplichting’ en de namen van de bestuurders. In deze procedure (tegen één van de twee oud-medewerkers) vorderen eisers in conventie op grond van art. 843a Rv een afschrift van de beslagen bescheiden. In reconventie wordt opheffing van het bewijsbeslag en beëindiging van de gerechtelijke bewaring gevorderd.
843a-vordering en bewijsbeslag
Op grond van art. 843a Rv kan een partij die daarbij rechtmatig belang heeft inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden met betrekking tot een rechtsbetrekking waarbij hij (of zijn rechtsvoorganger) partij is, bij degene die deze over deze bescheiden beschikt. Uit de vereisten van ‘rechtmatig belang’ en ‘bepaalde bescheiden’ vloeit voort dat het niet mag gaan om een zogenaamde ‘fishing expedition’, waarbij (min of meer) lukraak naar allerlei bewijsstukken wordt gezocht. Het moet voldoende duidelijk zijn om welke bescheiden het gaat, zodat de rechter kan bepalen of een partij rechtmatig belang heeft bij inzage, afschrift of uittreksel.
Om de mogelijkheid tot inzage, afschrift of uittreksel veilig te stellen kan een partij op grond van art. art. 730 jo. 843a Rv bewijsbeslag leggen op bepaalde bescheiden. Daarbij moet worden voldaan aan de vereisten van art. 843a Rv (zie CB 2013-152). Om de beslagen bescheiden vervolgens in te zien, of daarvan een afschrift of uittreksel te krijgen, is een losse ‘843a-vordering’ nodig.
Procesverloop
De rechtbank wijst de inzagevordering af en wijst de vordering tot opheffing van de beslagen en beëindiging van de bewaring toe. Het hof oordeelt anders en komt tot een gedeeltelijke toewijzing van de inzagevordering. Gedeeltelijk, omdat de in het beslagrekest genoemde zoektermen volgens het hof te algemeen zijn en zullen leiden tot een te ruime selectie van bescheiden. Dit geldt volgens het hof ook voor minder algemene zoektermen, zoals de naam van één van de bestuurders. Als voormalig werkgever van verweerder kan hij namelijk ook in de correspondentie van verweerder voorkomen zonder dat sprake is van enige relatie tot de lastercampagne. De zoektermen zouden daarmee niet voldoen aan de eis van bepaaldheid van art. 843a Rv. Het hof wijst de vordering daarom slechts toe voor zover in de bescheiden een van de zoektermen voorkomt in combinatie met het woord ‘scam’, ‘Quote’ of de naam van de organisatie die het ‘lasterrapport’ heeft uitgegeven. Voor zover de bescheiden buiten deze selectie vallen, heft het hof het beslag op.
Beoordeling in cassatie
In cassatie wordt geklaagd dat het oordeel van het hof onjuist, dan wel onbegrijpelijk is, omdat de lastercampagne die eisers aan het bewijsbeslag en de inzagevordering ten grondslag leggen, bestond uit de beschuldiging van fraude en oplichting. Daarbij zijn ook tamelijk algemene termen, zoals ‘fraude’, ‘oplichting’ en de namen de bestuurders gebruikt. Het hof zou ten onrechte de aard van de rechtsbetrekking die aan het inzageverzoek ten grondslag is gelegd, niet in zijn oordeel hebben betrokken.
De klacht slaagt.
“3.1.2
Het onderdeel neemt terecht tot uitgangspunt dat bij een bewijsbeslag op en een vordering tot inzage van bescheiden op de voet van art. 843a Rv, in voorkomend geval (mede) aan de hand van (een combinatie van) zoekwoorden kan worden afgebakend welke bescheiden voldoen aan de eisen van bepaaldheid en rechtmatig belang bij inzage, als bedoeld in art. 843a Rv.”
Eisers hebben daarnaast aan hun inzagevordering ten grondslag gelegd dat verweerder betrokken is bij de lastercampagne. Uit de gedingstukken blijkt dat in het rapport en de e-mails waarin de bestuurders werden beschuldigd van oplichting en andere criminele activiteiten, herhaaldelijk bewoordingen als ‘fraude’, ‘Iranian’, ‘criminal’, ‘scam’ en de namen van de bestuurders voorkomen. Eisers hebben ook toegelicht dat de door hen gebruikte zoektermen in het beslagrekest zo zijn gekozen dat de beslagen bescheiden betrekking zullen hebben op (de betrokkenheid van verweerder bij) de lastercampagne.
Bij die stand van zaken is het naar het oordeel van de Hoge Raad hetzij onjuist, hetzij onbegrijpelijk dat het hof oordeelt dat de door eisers opgegeven zoekwoorden veel te ruim of te algemeen zijn. Aangezien de woorden zijn gebaseerd op bewoordingen die zijn gebruikt in de lastercampagne, valt volgens de Hoge Raad niet zonder meer in te zien dat deze zoekwoorden in dit geval te ruim of te algemeen zijn en daarmee niet voldoen aan de eis van bepaaldheid als bedoeld in art. 843a Rv.
De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar een ander hof. Hij wijkt daarmee af van de conclusie van A-G Wesseling-van Gent.