HR 9 mei 2025 ECLI:NL:HR:2025:726
De rechter moet met de beoordeling van het verzoek tot verlening van een zorgmachtiging uitgaan van de op dat moment actuele toestand van betrokkene.
In deze Wvggz zaak is een verzoek tot verlening van een aansluitende zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden gedaan. De rechtbank heeft in eerste instantie een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden verleend en de beslissing op het verzoek voor het overige aangehouden. Een half jaar later heeft de rechtbank de mondelinge behandeling van het verzoek voortgezet en alsnog een zorgmachtiging voor de resterende termijn van zes maanden verleend. De rechtbank achtte een actuele medische verklaring niet nodig omdat het doel van de aanhouding met name was om te bezien of inmiddels een passende woonvoorziening is gerealiseerd.
Uit art. 5:8 lid 1 Wvggz in verbinding met art. 5:17 lid 3 Wvggz en art. 6:4 Wvggz volgt dat een rechter slechts een zorgmachtiging mag verlenen indien uit een medische verklaring van een psychiater over de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene blijkt dat uit diens gedrag als gevolg van zijn psychische stoornis ernstig nadeel voortvloeit. Dit geldt eveneens indien de rechter nadat hij eerst een zorgmachtiging heeft verleend voor kortere duur dan verzocht beslist over de resterende duur van de verzochte machtiging.
De rechter dient dan na te gaan of de oorspronkelijke medische verklaring nog actueel is (art. 5:8 Wvggz). Is deze verklaring niet meer actueel, dan moet een nieuwe medische verklaring van een onafhankelijke psychiater worden overgelegd of moet de oorspronkelijke medische verklaring worden geactualiseerd. Actualisering kan ook tijdens de mondelinge behandeling. Die actualisering moet zodanig concreet zijn dat de rechter daaruit kan afleiden dat de psychiater zich een oordeel heeft gevormd over de actuele gezondheidstoestand van de betrokkene.
De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en verwijst terug.