HR 15 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1244 (X / Romania Beheer B.V.)

Een beding dat de verhuurder aanspraak geeft op vergoeding van schade die het gevolg is van het faillissement van de huurder sorteert geen effect jegens de boedel, indien de curator de huurovereenkomst opzegt op de voet van art. 39 Fw; zie HR 14 januari 2011, NJ 2011/114 (Aukema q.q./UNI-Invest). Een dergelijk beding is in deze situatie niettemin rechtsgeldig en kan wel worden ingeroepen  jegens de gefailleerde huurder zelf en jegens de derde die zich garant heeft gesteld. Een eventuele regresvordering van deze derde is echter niet verifieerbaar.

Insolventieclausules worden naar Nederlands recht toelaatbaar geacht, zij het dat hun werking kan worden doorbroken via de weg van art. 3:40 BW en art. 6:248 lid 2 BW. Zie in dit verband nog recent: HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY9087, hier besproken op dit blog (CB 2013-67).

Voor bedingen die de verhuurder aanspraak geven op schadevergoeding bij einde van de huurovereenkomst door het faillissement van de huurder geldt een bijzonder regime. Indien de huurovereenkomst is opgezegd door de curator op de voet van art. 39 Fw kan zo’n beding namelijk niet jegens de boedel worden ingeroepen. Dat volgt uit het arrest Aukema q.q./Uni-Invest. De ratio daarvan is dat art. 39 Fw berust op een afweging van enerzijds het belang van de boedel tot voorkoming van het oplopen van schulden ter zake van niet langer gewenste huurverhoudingen, en anderzijds het belang van de verhuurder bij betaling van de huurprijs. Het resultaat van deze afweging kan niet worden ontgaan door een andersluidend beding.

In de onderhavige zaak ging het om de vraag, of dit betekent dat een dergelijk schadevergoedingsbeding, in het geval waarin de curator de huurovereenkomst opzegt op grond van artikel 39 Fw, evenmin inroepbaar is jegens de gefailleerde huurder zelf en jegens derde die zich voor de nakoming van de vordering van de verhuurder garant heeft gesteld.

De Hoge Raad beantwoordt deze vraag ontkennend.

Daarbij verduidelijkt het college eerst zijn overwegingen in het arrest Aukema q.q./Uni-invest. Zie rov. 3.3.3 van het arrest:

“De in het arrest Aukema q.q./Uni-Invest bedoelde afweging heeft slechts betrekking op de verhouding tussen verhuurder en boedel. De op die afweging berustende regeling van art. 39 Fw strekt niet mede ter bescherming van het belang van de gefailleerde. Er is daarom geen reden om een beding waarbij de huurder zich heeft verplicht tot vergoeding van de schade die de verhuurder lijdt door een voortijdig einde van de huurovereenkomst als gevolg van het faillissement van de huurder, nietig te achten jegens de gefailleerde huurder zelf, ingeval de huurovereenkomst wordt opgezegd op de voet van het artikel.

Het arrest Aukema q.q./Uni-Invest moet dan ook aldus worden verstaan dat dit beding in het geval van opzegging op de voet van art. 39 Fw alleen geen effect sorteert jegens de boedel.”

In zijn vervolgoverwegingen besteedt de Hoge Raad vervolgens aandacht aan de vraag, wat het gevolg is van het niet inroepbaar zijn van het schadevergoedingsbeding jegens de boedel: een daaruit resulterende vordering is niet verifieerbaar. Hetzelfde lot is de eventuele regresvordering van de garant staande derde beschoren. Zie rov. 3.3.4 van het arrest:

“De opzegging van de huurovereenkomst op de voet van art. 39 Fw laat de rechtsgeldigheid van het hier bedoelde contractuele beding dus onverlet, maar de daaruit resulterende vordering komt niet in aanmerking voor verificatie in het faillissement van de huurder. Indien, zoals in deze zaak, een derde de nakoming van die vordering heeft gegarandeerd, brengen het faillissement van de huurder en een opzegging van de huurovereenkomst op de voet van art. 39 Fw dus geen verandering in de verplichtingen uit die garantie, tenzij anders is bedongen.

Voor de eventueel uit de nakoming van de garantie voor de derde voortvloeiende regresvordering op de gefailleerde huurder geldt eveneens dat deze niet kan worden uitgeoefend jegens de failliete boedel van de huurder. Indien de voorwaarden van de garantie dat toestaan, kan de garant hieraan een verweermiddel ontlenen jegens de verhuurder.”

Cassatieblog.nl

Share This