Selecteer een pagina

HR 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1935

Niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd oordeel van het hof over de oorzaak van een brand in een luchtbehandelingsinstallatie.

De casus en het oordeel van het hof

Op een gebouw van IFF is brand ontstaan tijdens dakdekkerswerkzaamheden door eiseres tot cassatie. De brand heeft schade veroorzaakt aan een luchtbehandelingsinstallatie op het dak, aan (de technische installaties in) het gebouw en aan opgeslagen goederen doordat de blusinstallatie werd geactiveerd. IFF en haar verzekeraar Zürich vorderen van eiseres vergoeding van de brandschade.

Het hof heeft de vordering toegewezen. Naar zijn oordeel was de meest aannemelijke oorzaak van de brand dat door het gebruik van branders en de aanwezigheid van brandbaar materiaal vuurdeeltjes terecht zijn gekomen in het filtermateriaal in de installatie en daar een brand hebben veroorzaakt.

De Hoge Raad

Eiseres klaagt in cassatie onder meer dat het hof voorbij is gegaan aan haar stellingen dat een brandend deeltje in het filtermateriaal binnen een kwartier ontbrandt en dat de dakdekkers op de dag van de brand uiterlijk om 11:30 uur gereed waren met de werkzaamheden vóór de luchtbehandelingsinstallatie, terwijl de brand pas rond 14:45 uur is ontdekt. Zij voert daarnaast aan dat het hof, gelet op haar stelling dat filtermateriaal binnen een kwartier ontbrandt, niet in het midden had mogen laten op welk tijdstip de dakdekkers precies vóór de luchtbehandelingsinstallatie hebben gewerkt, terwijl zij ten tijde van de brand onder de installatie aan het werk waren.

De Hoge Raad verwerpt deze klachten. Hij stelt voorop dat het hof zijn oordeel over de oorzaak van de brand erop heeft gebaseerd dat de mogelijkheid dat de brand is ontstaan door een elektrische storing (vrijwel) is uitgesloten, dat de installatie lucht aanzoog, dat de dakdekkers ter plaatse van de luchtbehandelingsinstallatie hebben gewerkt met open vuur en dat de deskundige “met zekerheid” heeft vastgesteld dat de brand is ontstaan in het filtermateriaal van de luchtbehandelingsinstallatie. Volgens de Hoge Raad kon het hof tot dit oordeel komen ook al liet het in het midden op welk moment de dakdekkers klaar waren met de werkzaamheden vóór de luchtbehandelingsinstallatie:

“Het hof heeft kennelijk geoordeeld dat de omstandigheid dat de brander-werkzaamheden werden verricht “juist onder of in de nabijheid van die grote luchtinlaatopening” (…) zodanige mogelijkheden openliet – in die zin dat ofwel kort voor de brand een dakdekker met een brander aanwezig is geweest vóór de inlaatopening, ofwel enige tijd is verstreken tussen de inlaat van het warme materiaal of vuurdeeltjes en het blijken van de brand, ofwel door luchtstromingen op enige wijze een deeltje van onder de luchtbehandelingsinstallatie naar binnen is gezogen – dat de door [eiseres] gestelde omstandigheid dat de werkzaamheden vóór de luchtbehandelinginstallatie gereed waren om 11:30 uur, niet in de weg stond aan zijn oordeel dat de werkzaamheden de meest aannemelijke oorzaak van de brand waren. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk en evenmin onvoldoende gemotiveerd.”

Afdoening

De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit oordeel wijkt af van de conclusie van A-G Rank-Berenschot, die strekte tot vernietiging en verwijzing.

Cassatieblog.nl

Share This