Selecteer een pagina

HR 12 april 2013, LJN BY1532 (Stokke/Fikszo)

1. Bij de vergelijking van de totaalindrukken tussen twee werken van toegepaste kunst zijn de auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van het beweerdelijk bewerkte of nagebootste werk bepalend. Onbeschermde elementen kunnen hierbij (slechts) meewegen voor zover de combinatie van al deze elementen in het beweerdelijk nagebootste werk aan de “werktoets” beantwoordt. 2. Het is mogelijk dat een bewerking van een werk daarvan noch een verveelvoudiging vormt, noch een bewerking die een nieuw, oorspronkelijk werk is.

Na zijn arrest van 22 februari 2013, LJN BY1529, CB 2013-37 (Stokke/H3 Products) heeft de Hoge Raad op 12 april 2013 ook in de andere twee Stokke-zaken over beweerde auteursrechtinbreuk op de Tripp Trapp-stoel van Stokke uitspraak gedaan.

De hier besproken zaak Stokke/Fikszo gaat vooral over de maatstaf die het hof heeft gehanteerd bij de beoordeling of Fikszo met haar stoelen Yasmine en Thomas inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht op de Tripp Trapp. Het hof had die vraag ontkennend beantwoord, omdat de auteursrechtelijk beschermde trekken van de Tripp Trapp niet in zodanige mate in de stoelen van Fikszo aanwezig zijn dat de totaalindrukken van beide stoelen overeenkomen.

Vergelijking van totaalindrukken

De belangrijkste vraag die het middel van Stokke opwerpt is hoe de totaalindrukken van twee stoelen met elkaar vergeleken moeten worden. De stoelontwerpen hebben auteursrechtelijk beschermde trekken – de schuine staanders en de L-vorm van de staanders en de liggers – maar hebben daarnaast ook elementen die niet beschermd zijn, bijvoorbeeld omdat ze puur noodzakelijk zijn voor een technisch effect (en niet oorspronkelijk zijn) of omdat ze slechts uiting geven aan een mode, trend of stijl. Stokke betoogde dat ook dergelijke elementen moeten worden meegenomen bij het vergelijken van de totaalindrukken.

De Hoge Raad volgt Stokke niet. Net als in Stokke/H3 begint de Hoge Raad zijn arrest met een samenvatting van zijn rechtspraak over het auteursrechtelijke werkbegrip en de uitvoering van de inbreuktoets. De Hoge Raad stelt voorop dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van inbreuk op een auteursrecht op een gebruiksvoorwerp, beoordeeld dient te worden in welke mate de totaalindrukken van het beweerdelijk inbreuk makende werk en het beweerdelijk bewerkte of nagebootste werk overeenstemmen, maar dat de auteursrechtelijke trekken of elementen van het van laatstbedoeld werk bepalend zijn. Daaruit volgt dat de door Stokke verdedigde rechtsopvatting onjuist is (r.o. 5.1.1):

“Zoals volgt uit het hiervoor in 4.1 onder (e) overwogene, zijn bij de vergelijking van de totaalindrukken de auteursrechtelijk beschermde trekken of elementen van het beweerdelijk bewerkte of nagebootste werk – in voorkomend geval: met inbegrip van onbeschermde elementen, voor zover de combinatie van al deze elementen in het beweerdelijk nagebootste werk aan de “werktoets” beantwoordt – bepalend.”

Individueel onbeschermde elementen (waaronder begrepen: elementen die voldoen aan technische en functionele eisen, zie ook r.o. 6.2.2) kunnen dus wel bijdragen aan het oordeel dat de totaalindrukken overeenstemmen als de combinatie van deze elementen een eigen oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt (de “werktoets”), anders niet.

De Hoge Raad vervolgt:

“Daaraan doet niet af dat bij de bepaling van de totaalindruk die een gebruiksvoorwerp maakt, de niet auteursrechtelijk beschermde trekken niet kunnen worden weggedacht.”

Bij eerste lezing zou men kunnen denken dat de Hoge Raad met “niet kunnen worden weggedacht” bedoelt dat auteursrechtelijk beschermde trekken toch bijdragen aan de totaalindruk en dus ook meetellen in de vergelijking tussen de totaalindrukken, maar dat lijkt bij nader inzien toch niet bedoeld, gelet op de slotzin van r.o. 5.1.1:

“Zij behoren evenwel, afgezien van het zojuist bedoelde geval van een oorspronkelijke combinatie, bij de overeenstemmingsvraag geen rol te spelen.”

Ook al wordt, als je naar een stoel kijkt, je totaalindruk van die stoel onvermijdelijk mede gevormd door de niet beschermde elementen, je mag die toch niet meetellen als je twee stoelen gaat vergelijken.

In r.o. 5.1.2 voegt de Hoge Raad toe dat de door Stokke verdedigde opvatting dat ook “onbeschermde elementen” moeten worden meegewogen, evenmin volgt uit het Infopaq-arrest:

“Dat overname van “onbeschermbare elementen”, zoals het onderdeel betoogt, meegenomen moet worden bij de beantwoording van de inbreukvraag, volgt voorts niet uit het door het onderdeel genoemde Infopaq(I)-arrest van het HvJEU (van 16 juli 2009, nr. C-5/08, LJN BJ3749, NJ 2011/288). Dat houdt immers in de in het onderdeel bedoelde rov. 38 en 39 in dat voor de auteursrechtelijke bescherming van delen van een werk de eis geldt dat zij als dusdanig de oorspronkelijkheid van het volledige werk in zich dragen, hetgeen meebrengt dat zij bepaalde van de
bestanddelen moeten bevatten die de uitdrukking vormen van de eigen intellectuele schepping van de auteur van dit werk.”

In r.o. 5.1.3 verwerpt de Hoge Raad ook de klacht dat bij de beoordeling van een auteursrechtelijke inbreukvraag juist de nadruk dient te liggen op de punten van overeenstemming en niet op de punten van verschil. Dus ook als enkele beschermde elementen zijn overgenomen, is voor de inbreukvraag bepalend in welke mate de totaalindrukken overeenstemmen.

Een bewerking die geen verveelvoudiging, noch een nieuw werk vormt

In r.o. 5.2.1 komt de uitleg van art. 13 Aw aan bod: dit artikel definieert het verveelvoudigen van een werk – wat is voorbehouden aan de auteursrechthebbende – als, kort gezegd, een bewerking of nabootsing van dat werk in gewijzigde vorm, “welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt”. Stokke voerde aan dat het hof wel een oordeel had gegeven over de overeenstemming van de totaalindrukken, maar dat het niet had vastgesteld dat de stoelen van Fikszo aan de werktoets voldoen. Dat liet in de redenering van Stokke de mogelijkheid open dat de stoelen geen “nieuw, oorspronkelijk werk” vormen, in welk geval ze een – aan Stokke voorbehouden – verveelvoudiging zouden vormen. Maar dat hoeft niet, volgens de Hoge Raad:

“Het onderdeel faalt, omdat het miskent dat het mogelijk is dat een bewerking van een werk daarvan noch een verveelvoudiging vormt, noch een bewerking die een nieuw, oorspronkelijk werk is.”

Er zijn dus bewerkingen die verveelvoudigingen zijn (doordat “te veel” auteursrechtelijk beschermde trekken zijn overgenomen met overeenstemmende totaalindrukken tot gevolg) en bewerkingen die geen verveelvoudigingen zijn (doordat ze “onvoldoende” auteursrechtelijk beschermde trekken overnemen, zodat de totaalindrukken verschillen). Een “nieuw, oorspronkelijk werk” behoort tot die laatste categorie. Daartoe behoren echter ook bewerkingen die niet alleen “te weinig” beschermde trekken hebben overgenomen, maar waaraan ook te weinig oorspronkelijks is toegevoegd om aan de werktoets te voldoen. Toegepast op de stoelen: nu de totaalindrukken van de stoelen van Fikszo en de Tripp Trapp onvoldoende overeenstemmen, is daarmee de inbreukvraag al beantwoord. Een bewerking die te weinig auteursrechtelijke beschermde trekken overneemt van het origineel is geen verveelvoudiging. Maar het is voor de inbreukvraag niet relevant of de bewerking als (nieuw, oorspronkelijk) werk kan worden aangemerkt. Die vraag wordt pas relevant als Fikszo op haar beurt zou claimen dat een andere stoel een verveelvoudiging is van haar stoelen.

1019h Rv-proceskosten in cassatie voor het eerst gevorderd bij dupliek

In HR 30 mei 2008, LJN BC2153 (Erven Endstra/Nieuw Amsterdam) had de Hoge Raad geoordeeld dat de op de voet van art. 1019h Rv gevorderde kosten zo tijdig moeten worden opgegeven en gespecificeerd dat de wederpartij zich daartegen naar behoren kan verweren. Stokke en Fikszo waren overeengekomen de proceskosten te fixeren op € 17.500, maar Fikszo had pas bij nota van dupliek de 1019h Rv-vordering ingesteld. Dat is in beginsel te laat, oordeelt de Hoge Raad, maar nu partijen een bedrag hadden afgesproken en gesteld noch gebleken was dat dit akkoord afhankelijk was gesteld van het tijdig instellen van een vordering ex art. 1019h Rv, moet Stokke toch de kosten in incidenteel beroep van Fikszo vergoeden.

Cassatieblog.nl

Share This