HR 6 oktober 2017, ECLI:NL:HR:2017:2569 (Imation / Stichting de Thuiskopie en de Staat der Nederlanden)
In het Nederlandse stelsel van thuiskopievergoeding komt (ook) de betalingsplichtige het recht toe om een vordering tot terugbetaling van te veel betaalde thuiskopieheffing in te stellen, ongeacht op welke grondslag die vordering berust.
Cd- en dvd-importeur Imation en Stichting de Thuiskopie procederen al jaren met elkaar over thuiskopieheffingen. Heel in het kort: Imation meent in de periode 2006-2012 te veel heffingen te hebben betaald, omdat zij ook betaald zou hebben voor dragers die voor professioneel gebruik bestemd waren (en dus niet voor thuiskopieën). Stichting de Thuiskopie meent, omgekeerd, dat Imation nog moet betalen, en zich niet op verrekening kan beroepen. In het hoger beroep van de incassoprocedure die Stichting de Thuiskopie tegen Imation was gestart, oordeelde het hof in een tussenarrest dat Imation helemaal geen vorderingsrecht kán toekomen tot terugbetaling van te veel betaalde heffingen, omdat een dergelijk vorderingsrecht op grond van Europese rechtspraak alleen zou toekomen aan de particuliere eindgebruiker, vanwege het ‘rechtvaardig evenwicht’ dat volgens het HvJEU tussen de belangen van auteursrechthebbenden en de gebruikers van beschermd materiaal moet worden gevonden. Het cassatieberoep van Imation tegen dat oordeel is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hof verlof voor tussentijds cassatieberoep had geweigerd: zie hier mijn eerdere stukje over die zaak, waarin ik ook dit oordeel van het hof heb aangehaald.
Imation was intussen ook een nieuwe bodemprocedure begonnen tegen Stichting de Thuiskopie, en nu ook tegen de Staat, die zij onrechtmatige wetgeving verwijt. Die zaak, die nog loopt bij de rechtbank, gaat deels over hetzelfde geschil en deels over andere bezwaren die Imation heeft tegen de thuiskopiewetgeving in het verleden. In deze zaak kwam uiteraard ook het oordeel van het hof aan de orde: komt Imation überhaupt wel een vorderingsrecht uit onverschuldigde betaling toe? De rechtbank twijfelde aan de juistheid van het oordeel van het hof, en stelde prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.
De Hoge Raad komt tot een andere beslissing dan het hof en oordeelt dat het Europese recht niet in de weg staat aan een eventuele vordering tot terugbetaling:
“3.6.1 In het Nederlandse stelsel van thuiskopievergoeding is niet voorzien in een vrijstelling van de heffing van thuiskopievergoeding voor betalingsplichtigen die kunnen aantonen dat zij de gegevensdragers leveren aan anderen dan particuliere eindgebruikers, zoals hiervoor in 3.5.1-3.5.3 bedoeld. Evenmin voorziet dit stelsel in een recht op terugbetaling van ten onrechte of te veel betaalde thuiskopievergoeding dat uitsluitend toekomt aan de eindgebruiker van de gegevensdrager, zoals hiervoor in 3.5.1-3.5.3 bedoeld.
Bij die stand van zaken is er geen grond om het Nederlandse stelsel van thuiskopievergoeding aldus uit te leggen dat de vordering tot terugbetaling van te veel betaalde thuiskopievergoeding (art. 6:203 BW) slechts kan worden ingesteld door de eindgebruiker, met uitsluiting van de betalingsplichtige. Nu de betalingsplichtige in het Nederlandse stelsel geen beroep kan doen op een vrijstelling van de heffing van thuiskopievergoeding voor zover hij aantoont dat hij de gegevensdragers levert aan anderen dan particuliere eindgebruikers, dient (ook) hem het recht toe te komen om een vordering tot terugbetaling van te veel betaalde thuiskopievergoeding in te stellen. Een andere uitleg van het Nederlandse stelsel van thuiskopievergoeding zou onverenigbaar zijn met het Unierecht, in het bijzonder de Auteursrechtrichtlijn, waaruit voortvloeit dat een uitsluitend recht op terugbetaling voor de eindgebruiker slechts toelaatbaar is indien tevens is voorzien in een vrijstelling van de heffing van thuiskopievergoeding voor de betalingsplichtige, als omschreven hiervoor in 3.5.3 (slot).
[…]
3.6.4 Er is geen grond om bij de beantwoording van de eerste prejudiciële vraag onderscheid te maken tussen de grondslagen waarop de vordering tot terugbetaling van te veel betaalde thuiskopievergoeding berust. In het Nederlandse stelsel van thuiskopievergoeding kan de betalingsplichtige een vordering instellen tot terugbetaling van te veel betaalde thuiskopievergoeding, ongeacht of die vordering berust op (i) de grondslag dat ten onrechte thuiskopievergoeding is voldaan over gegevensdragers die bestemd waren voor professioneel gebruik, (ii) de grondslag dat ten onrechte thuiskopievergoeding is voldaan voor het kopiëren uit illegale bron, dan wel (iii) de grondslag dat de thuiskopievergoeding gedurende een bepaald tijdvak ten onrechte eenzijdig drukte op traditionele gegevensdragers, zoals cd’s en dvd’s, en niet op ‘nieuwe’ digitale apparaten en gegevensdragers.”
De Staat is in deze zaak bij de rechtbank en in de prejudiciële procedure bijgestaan door de auteur.