HR 15 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1662
Het feitelijk gebruik bepaalt of water openbaar is. De eigenaar van een waterperceel kan voorkomen dat zijn water openbaar wordt door op duidelijke wijze aan het publiek kenbaar te maken dat het niet is toegestaan om zich zonder zijn toestemming op het perceel te bevinden, bijvoorbeeld door borden te plaatsen. Dit dient hij dan wel te doen voordat het water door feitelijk gebruik openbaar is geworden. Als dit eenmaal is gebeurd, dient de eigenaar normaal gebruik van het water te dulden.
De casus en de beslissingen in de feitelijke instanties
Eisers in cassatie zijn eigenaars van een perceel water op een recreatiepark. Zij willen niet dat derden van dit perceel gebruik maken. Zij hebben daarom onder meer de andere eigenaars van recreatiewoningen per brief meegedeeld dat zij geen toestemming geven voor het gebruik van hun waterperceel. Dit heeft echter geen effect. Ook in de daarop gevolgde procedure hebben eisers geen succes. De rechtbank en het hof oordelen dat het waterperceel openbaar water is en dat daarom eenieder van het water gebruik kan maken, ongeacht of eisers daar bezwaar tegen hebben.
De Hoge Raad
Dit oordeel blijft in cassatie in stand. De Hoge Raad verwijst eerst naar een eerdere uitspraak uit 2021 (CB 2021-114). Daarin had hij al overwogen dat de wet geen algemene regels bevat aan de hand waarvan kan worden vastgesteld of een waterperceel openbaar is en dat (daarom) voor de beantwoording van die vraag het feitelijke gebruik van het water bepalend is. Als uit het feitelijke gebruikt blijkt dat eenieder van het water gebruik kan maken, is het water openbaar. Het hof heeft in deze zaak terecht deze maatstaf aangelegd. De brieven van eisers aan onder meer de andere eigenaars van recreatiewoningen zijn daarom niet van belang. Dat eisers voor het gebruik van hun waterperceel geen toestemming hebben gegeven, is voorts niet voor iedereen kenbaar. Daaraan doet niet af dat in dit geval mogelijk vooral – maar niet uitsluitend – die andere eigenaars gebruik maken van het waterperceel.
De Hoge Raad overweegt ten overvloede nog dat een eigenaar van een niet afgesloten waterperceel kan voorkomen dat zijn perceel openbaar wordt door op duidelijke wijze aan het publiek kenbaar te maken dat het niet is toegestaan om zich zonder zijn toestemming op het perceel te bevinden (art. 5:22 BW). Dit kan bijvoorbeeld door ter plaatse borden aan te brengen. Dit moet de eigenaar dan wel doen voordat het water door feitelijk gebruik openbaar is geworden. Als een water eenmaal openbaar is, dient de eigenaar normaal gebruik ervan te dulden.
Afdoening
De Hoge Raad verwerpt het beroep. Deze beslissing is in lijn met de conclusie van A-G Assink.
Eisers in deze zaak zijn bijgestaan door Jerre de Jong en Hidde Volberda.