Selecteer een pagina

HR 14 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:696

Voor een verzoek tot omzetting van een faillissement in de schuldsaneringsregeling (art. 15b Fw) is een schriftelijke verklaring van de curator waarin is vermeld dat de curator heeft onderzocht of de gefailleerde aan zijn schuldeisers een akkoord in de zin van art. 138 Fw kan aanbieden, voldoende. Een schriftelijke verklaring van de curator waaruit blijkt dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen is niet vereist. De Hoge Raad corrigeert hiermee zijn eerdere rechtspraak. 

Achtergrond

In deze zaak staat een verzoek tot omzetting van een faillissement in de schuldsaneringsregeling ex art. 15b Fw centraal. Een verzoek tot omzetting van een faillissement in een schuldsaneringsregeling dient vergezeld te gaan van stukken waaruit blijkt dat een buitengerechtelijk schuldeisersakkoord is beproefd (art. 285 lid 1, aanhef en onder f, Fw).

Omdat een gefailleerde schuldenaar die een omzettingsverzoek wil doen, als gevolg van het faillissement vaak zelf niet meer in staat is een buitengerechtelijke schuldregeling te beproeven, wordt aanvaard dat bij een omzettingsverzoek een schriftelijke verklaring van de curator wordt gevoegd waarin is vermeld dat de curator heeft onderzocht of de gefailleerde aan zijn gezamenlijke schuldeisers een akkoord in de zin van art. 138 Fw kan aanbieden en dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijk schuldregeling te komen (HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:589, besproken in CB 2015-49).

In de onderhavige zaak was er geen concreet aanbod aan alle schuldeisers gedaan. De curator had contact opgenomen met  de schuldeiser met de hoogste vordering om te vragen of die akkoord zou gaan met de betaling van een bepaald percentage. Die schuldeiser ging daar niet in mee. Daarnaast was het hof er niet van overtuigd dat er geen reële mogelijkheden waren om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Dit leidt er naar het oordeel van het hof toe dat geen sprake was van een op juiste wijze uitgevoerd minnelijk traject. Tevens waren de stukken bij het omzettingsverzoek naar het oordeel van het hof niet compleet aangeleverd, omdat een schuldenlijst ontbrak.

Hoge Raad corrigeert HR 13 maart 2015 (NJ 2015/157)

 Verzoekster komt van dit oordeel in cassatie en klaagt onder meer over het oordeel van het hof dat geen sprake zou zijn van een op de juiste wijze gevoerd minnelijk traject. De Hoge Raad acht deze klacht gegrond en overweegt daartoe het volgende:

“Een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling dient volgens art. 285 lid 1, aanhef en onder f, Fw vergezeld te gaan van een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, alsmede over welke aflossingsmogelijkheden de verzoeker beschikt, afgegeven door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van de woon- of verblijfplaats van de schuldenaar. Dit geldt ook voor een verzoek tot omzetting van een faillissement in een schuldsaneringsregeling op de voet van art. 15b Fw (HR 13 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:589, NJ 2015/157).

In laatstgenoemd arrest is tevens overwogen dat de gefailleerde schuldenaar die een omzettingsverzoek op de voet van art. 15b Fw wil doen, aan de eis van art. 285 lid 1, aanhef en onder f, Fw kan voldoen door bij het omzettingsverzoek een schriftelijke verklaring van de curator te voegen waaruit blijkt dat de curator heeft onderzocht of de gefailleerde aan zijn gezamenlijke schuldeisers een akkoord in de zin van art. 138 Fw kan aanbieden en dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Deze laatste toevoeging betreffende een buitengerechtelijke schuldregeling berust op een misverstand. Voldoende is dat de curator heeft onderzocht of de gefailleerde aan zijn gezamenlijke schuldeisers een akkoord in de zin van art. 138 Fw kan aanbieden.”

De Hoge Raad corrigeert dus de in het arrest van 13 maart 2015 geformuleerde regel. Een schriftelijke verklaring van de curator waaruit blijkt dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen is voor een omzettingsverzoek ex art. 15b Fw niet vereist.

Naar het oordeel van de Hoge Raad komt de verklaring van de curator in de onderhavige zaak erop neer dat wél is onderzocht of de gefailleerde aan de schuldeisers een akkoord in de zin van art. 138 Fw kan aanbieden. Door te oordelen dat geen sprake was van een juiste uitvoering van een minnelijk traject doordat geen concreet aanbod aan alle schuldeisers was gedaan, heeft het hof naar het oordeel van de Hoge Raad miskend dat het had moeten onderzoeken of uit de verklaringen van de curator blijkt dat er onvoldoende zicht bestond op een akkoord als bedoeld in art. 138 Fw.

Daarnaast klaagde verzoekster dat het hof ten onrechte geen gelegenheid had geboden om door het hof geconstateerde verzuimen (het ontbreken van een schuldenlijst) te herstellen. Ook deze klacht acht de Hoge Raad gegrond. De Hoge Raad overweegt dat het oordeel van het hof onvoldoende begrijpelijk is, omdat de rechtbank aan de hand van de stukken waarover ook het hof beschikte wél een inhoudelijk oordeel had gegeven zonder aan de volledigheid van de beschikbare informatie een overweging te wijden. Bovendien blijkt uit het oordeel van het hof niet waarom verzoekster er rekening mee moest houden dat het hof de stukken ontoereikend zou achten.

In lijn met de conclusie van Advocaat-generaal mr. de Bock, vernietigt de Hoge Raad het arrest van het hof en verwijst hij het geding naar een ander hof ter verdere behandeling en beslissing.

Cassatieblog.nl

Share This