HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:478 en ECLI:NL:HR:2020:479
Voor de bevoegdheid om een concernenquête te verzoeken, is vereist dat de vennootschap ten aanzien waarvan is voldaan aan de kapitaaleis en de rechtspersoon waarop het enquêteverzoek mede betrekking heeft, in een groep met elkaar zijn verbonden. Daarnaast is vereist dat eerstgenoemde vennootschap het beleid of de gang van zaken van laatstgenoemde rechtspersoon ten aanzien van de onderwerpen die aan het enquêteverzoek ten grondslag zijn gelegd, mede heeft bepaald.
Feiten
In 2013 heeft de minister van Financiën de aandelen in SNS Reaal onteigend. SNS Reaal hield alle aandelen in SNS Bank. SNS Bank hield op haar beurt alle aandelen in Property Finance. Van 2006 tot aan de onteigening bestonden daarnaast de raden van commissarissen van SNS Reaal en van SNS Bank uit dezelfde personen en maakte een aantal bestuurders van SNS Reaal tevens deel uit van het bestuur van SNS Bank.
De Vereniging van Effectenbezitters (VEB) heeft de ondernemingskamer verzocht om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij SNS Reaal en SNS Bank (SNS Reaal c.s.) vanaf 2006 tot aan het moment dat het onderzoek zal zijn afgerond. SNS Reaal c.s. en de Staat hebben zich op het standpunt gesteld dat VEB niet-ontvankelijk is in haar verzoek voor zover dit is gericht tegen SNS Bank, omdat niet zou zijn voldaan aan de vereisten voor een zogenoemde concernenquête.
De ondernemingskamer
De ondernemingskamer heeft het verzoek van VEB toegewezen, ook voor zover dit zag op SNS Bank. Hij verwierp het standpunt van SNS Reaal c.s. dat een concernenquête slechts mogelijk zou zijn indien SNS Bank ten opzichte van SNS Reaal in geen enkel opzicht een eigen beleid voerde. De Ondernemingskamer legde daartoe HR 4 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR8899 (Landis) zo uit dat het erop aankomt of (hier) het beleid en de gang van zaken van SNS Bank de belangen van de aandeelhouders van SNS Reaal evenzeer en op gelijke wijze raakten als de gang van zaken van SNS Reaal zelf. Volgens de ondernemingskamer kan dit ook het geval zijn geweest als SNS Bank ten opzichte van SNS Reaal enige ruimte had voor eigen beleid, zoals hier het geval was. De ondernemingskamer stelde onder meer vast dat, naast de verwevenheid op het niveau van de raden van bestuur en van commissarissen, SNS Reaal in onder meer jaarverslagen verantwoording aflegde over het beleid van SNS Bank, inclusief Property Finance, als onderdeel van haar concern en dat tussen SNS Reaal, SNS Bank en Property Finance een nauwe financiële verbondenheid en afhankelijkheid bestond.
De Staat en SNS Reaal hebben cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad
De Hoge Raad stelt voorop dat de wettelijke opsomming van enquêtegerechtigden een limitatieve is. De daarin voor aandeelhouders gestelde kapitaaleis ziet op aandelen (of certificaten daarvan) die rechtstreeks worden gehouden in de vennootschap waarop het enquêteverzoek betrekking heeft. In de Landis-beschikking heeft de Hoge Raad beslist dat onder omstandigheden onder houders van dergelijke aandelen ook zijn te begrijpen houders van aandelen in de moedermaatschappij van de vennootschap waarop het enquêteverzoek betrekking heeft. Dit oordeel is mede erop gegrond dat blijkens opvattingen van de regering de wet ruimte biedt voor een ‘bevoegdheidsdoorbraak’ en dat het in de eerste plaats aan de rechter is om aan de ontwikkelingen op dat punt vorm te geven. Uitgangspunt daarbij is dat de strekking van het enquêterecht meebrengt dat het bij de toepassing daarvan uiteindelijk vooral aankomt op de economische werkelijkheid. In de Landis-beschikking heeft de Hoge Raad een op dat geval toegespitst oordeel gegeven en niet in algemene zin uitgemaakt in welke omstandigheden een concernenquête mogelijk is.
De Hoge Raad formuleert vervolgens twee voorwaarden voor een verzoek om een concernenquête:
[Vereist is] dat de vennootschap ten aanzien waarvan is voldaan aan de kapitaaleis van art. 2:346 lid 1, aanhef en onder b of c, BW en de rechtspersoon waarop het enquêteverzoek mede betrekking heeft, in een groep in de zin van art. 2:24b BW met elkaar zijn verbonden. Daarnaast is vereist dat eerstgenoemde vennootschap het beleid of de gang van zaken van laatstgenoemde rechtspersoon ten aanzien van de onderwerpen die aan het enquêteverzoek ten grondslag zijn gelegd, mede heeft bepaald.
Aan deze voorwaarden is in het onderhavige geval voldaan. SNS Reaal en SNS Bank waren met elkaar waren verbonden in een groep in de zin van art. 2:24b BW. De ondernemingskamer heeft verder tot uitgangspunt genomen dat SNS Bank ten opzichte van SNS Reaal enige ruimte had voor zelfstandig beleid. Hierin ligt besloten dat SNS Reaal het beleid van SNS Bank mede heeft bepaald. In zijn overwegingen ligt bovendien besloten dat SNS Reaal in elk geval het beleid van SNS Bank ten aanzien van Property Finance mede heeft bepaald. De ondernemingskamer heeft daarom met juistheid geoordeeld dat VEB als (voormalig) aandeelhouder van SNS Reaal bevoegd is tot het indienen van een enquêteverzoek, ook betreffende SNS Bank.
Afdoening
De Hoge Raad verwerpt de cassatieberoepen. Deze afdoening is in overeenstemming met de conclusies van A-G Timmermans (ECLI:NL:PHR:2019:1058 en ECLI:NL:PHR:2019:1059).
De Staat werd in cassatie bijgestaan door Hans van Wijk. VEB aanvankelijk mede door Jerre de Jong, vanuit zijn toenmalige kantoor.